• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Zou-d-ie dat nou menen?

10 januari 2013 door Gaston Dorren 21 Reacties

Als het onderwerp je achter de persoonsvorm staat, in geval van inversie dus, valt de t weg: je valt, maar val je. Bij hij daarentegen kan inversie juist een extra t opleveren. Een onbeklemtoond hij wordt uitgesproken als ie wanneer het achter de persoonsvorm of in een bijzin verschijnt: weet-ie wel dat-ie leeft? We zetten dat zelden zo op papier, want om de een of andere reden heeft de schrijftaal een afkeer van ie. (Waarom eigenlijk?) En in veel gevallen zeggen we niet ie, maar zetten we daar nog een klank vóór: vaak een t, geregeld een d.

Ik vermoed dat die t afgeleid is van de werkwoordelijke vervoegings-t van de derde persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd. Ik bedoel: omdat we een t zeggen in daar gaat-ie, zeggen we er óók een in dat las-t-ie en zelfs in ‘ik weet niet of-t-ie gaat’ (of hoe we dit ook willen spellen; ik laat me nu maar even inspireren door het Frans, met zijn y a-t-il). Wat deze neiging mogelijkerwijs  nog versterkt, is dat in veel bijzinnen vóór ‘ie’ óók een t staat, namelijk die van het voegwoord ‘dat’ en zijn varianten ‘omdat’, ‘voordat’ enzovoort: dat-ie leeft.


Dit lijkt misschien een vergezochte verklaring voor die tussen-t, maar in feite heb ik helemaal niet ver hoeven zoeken. In allerlei Duitse en Nederlandse dialecten duiken verdwaalde werkwoordsuitgangen op deze zelfde vreemde plek op. Als ik weer eens uit mijn eigen Limburgs mag putten: in de tweede persoon enkelvoud én meervoud is het verplicht om de werkwoordsuitgang bij inversie op deze bijzondere manier te gebruiken (mits dat fonologisch kan). In de tweede persoon enkelvoud (doe, de) is dat een -s, hetgeen zinnen oplevert als de vrouw die-s-te zuus en zèk mich wennië-s-te kums (‘de vrouw die je ziet’ en ‘zeg me wanneer je komt’). In het meervoud (geer, g’r; tevens de beleefdheidsvorm) is het een t: de vrouw die-t-g’r zeet en zèk mich wennië-t-g’r kómp (‘de vrouw die jullie zien/u ziet’, ‘zeg me wanneer jullie komen/u komt’).
Ik fluisterde zojuist tussen haakjes ‘mits dat fonologisch kan’ omdat de t in het Limburgs na bepaalde medeklinkers (namelijk na obstruenten) pleegt weg te vallen. Vandaar dat er vóór g’r geen t te horen is in zèk mich óf g’r kómp (kom zeg, ik blijf niet vertalen). Na andere medeklinkers of na klinkers (na sonoranten dus) is de t wel te horen (al wordt dat soms een k of p, net zoals een Nederlands *woningtje een woninkje wordt en een *boomtje een boompje).
Terug naar het Standaardnederlands, of preciezer: de standaardspreektaal van Nederland. Waarom zeggen we soms ‘ie’, soms ‘t-ie’ en soms ‘d-ie’? Dat eerste is makkelijk: we zeggen ie na een t-klank: weet-ie het?, dat had-ie. En het verschil tussen die andere twee is ook geen hogere taalkunde. Het hangt namelijk opnieuw af van de voorafgaande medeklinker. En hé, het patroon blijkt vertrouwd! Na obstruenten zeggen we t-ie: daar liep-t-ie, alsof-t-ie, wat las-t-ie. Na sonoranten d-ie: daar ging-d-ie, nu-d-ie ziek is. Overigens wil ik niet doen alsof de verbindingsklank verplicht is, want dat is(-t)-ie niet. Het lijkt wel per geval te verschillen: nu-ie klinkt me raar in de oren, maar las-ie en las-t-ie zijn in mijn oren allebei acceptabel.
(Ik moet hier trouwens een stevig voorbehoud inbouwen: bij de beschrijving van de Limburgse én van de Nederlandse tussenklank ga ik uit van mijn eigen uitspraak. Zulke gevalletjes N=1 zijn behoorlijk riskant, ook in de taalkunde. Misschien doen andere sprekers het wel anders. En misschien heb ik onbewust mijn Nederlandse uitspraak gebaseerd op het mechanisme van mijn idiolect, mijn eigen privé-Limburgs. Ik ga het in de commentaren wel horen als dat zo is.)
Natuurlijk is er in het Nederlands nóg een systeempje waar d en t elkaar afwisselen: de verleden tijd van de zwakke werkwoorden. Je zou verwachten dat we in beide gevallen dezelfde regels zouden toepassen – wel zo consistent. Maar nee, we maken het extra ingewikkeld. Zwakke-werkwoordsstammen op -v, zoals zweven, krijgen in de verleden tijd de uitgang -de. Maar achter de verleden tijd van een sterk werkwoord met zo’n zelfde stam plakken we een t: gaf-t-ie. Vreemd. Ik vermoed dat het te maken heeft met de oorspronkelijke vorm: de verledentijdsuitgang had oorspronkelijk een d (verwant aan deed), terwijl ik hierboven al zei dat die tussenklank wel eens ontstaan zou kunnen zijn  uit de t-uitgang van de derde persoon enkelvoud. 

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: columns Gaston Dorren, fonologie, gesproken taal, grammatica, taalkunde

Lees Interacties

Reacties

  1. Daan Wesselink zegt

    10 januari 2013 om 09:28

    De constatering in jouw laatste alinea is niet zo vreemd als je de tussen-t of -d los ziet van het werkwoord en als een deel van het voornaamwoord beschouwt. 'Gaf' eindigt op een stemloze klank dus volgt er een 't'. De verleden-tijdsuitgang wordt echter toegevoegd voordat 'zwev-' zijn stemloosheid verliest, dus volgt er een '-de'. Eenzelfde patroon zie je bij andere medeklinkerparen: prijsde vs prees-t-ie of hijgde vs reeg-t-ie

    Beantwoorden
  2. Daan Wesselink zegt

    10 januari 2013 om 09:30

    Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    Beantwoorden
  3. Gaston Dorren zegt

    10 januari 2013 om 10:26

    Dat klopt, maar het blijft vreemd dat we in het ene geval uitgaan van de medeklinker die we uitspreken (de f, de s) en in het andere geval van de onderliggende medeklinker (de v, de z). Het zijn allebei begrijpelijke systemen, maar ik zou twee keer hetzelfde verwachten.

    Beantwoorden
  4. Arnoud van den Eerenbeemt zegt

    10 januari 2013 om 11:21

    Dag Gaston,

    Kan in "zèk mich wennië-t-g’r kómp" de t niet een overblijfsel zijn van 'tot' (Ned.: 'dat'): "zèk mich wennië [of] tot geer kómp"?
    Groet van een in Segietere (gemeente Margraten) getogen

    Arnoud van den Eerenbeemt

    Beantwoorden
  5. Gaston Dorren zegt

    10 januari 2013 om 11:32

    Hoi Arnoud, het is een vernuftige suggestie, en ik had er niet aan gedacht. Maar als het zo zat als jij oppert, zou je in de tweede persoon enkelvoud óók een t verwachten, en niet de s die in feite optreedt.
    Groet van een oud-Scheuldernaar (uit Sjuëlder dus, eveneens gemeente Margraten)

    Beantwoorden
  6. Peter-Arno Coppen zegt

    10 januari 2013 om 14:01

    Die gevallen van 'wennië-s-te kums' worden in de recente literatuur meestal beschouwd als afgeleid van 'wennië-de-s-te kums,' waar de '-s' uitgang van de tweede persoon ook op het voegwoord 'dat' terecht komt. Ook bij betrekkelijke zinnen wordt een onderliggend 'dat' verondersteld ('die det-ste zuus'). Volgens mij komt dat 'det-ste' ook wel voor ('wennië detste kums').

    Dit vormt geen verklaring voor je andere tussen-t-gevallen, maar het is wel relevant voor die -s.

    Je veronderstelling dat het met de vervoegings-t te maken heeft zou voorspellen dat je het niet krijgt bij 'mag-tie,' (want daar is nooit een vervoegings-t geweest), maar 'mag-tie' klinkt me natuurlijker in de oren dan 'mag-die.'

    Ik heb hier ook al eens over gespeculeerd, maar ik kwam er ook niet uit: hier.

    Beantwoorden
  7. Gaston Dorren zegt

    10 januari 2013 om 15:48

    Ik kan beamen dat een tussengevoegd woordje dat of det of tot (al naar gelang het dialect) na wennië heel normaal is, misschien zelfs natuurlijker dan de weglating ervan, maar ik snap niet waarom dat relevant is voor die tussen-s. In die det-ste zuus is de s nog steeds een vreemde eend in de bijt, want het voornaamwoord is te (als achtergeplaatste variant van de; beklemtoond toe, als variant van doe), niet ste.

    Dat de vervoegings-t de historische oorsprong is, wil niet zeggen dat ie alleen opduikt waar het 'logisch' is. Dat enclitische dingetje heeft gewoon drie vormen, waarvan – zo lijkt mij – de verdeling tot op zekere hoogte fonologisch wordt voorgeschreven. Met mag-ie is in mijn oren overigens niet veel mis, al meen ik te weten dat sommige Nederlandstaligen daar 'mag je' mee bedoelen.

    Ik heb jouw miniatuurtje zojuist gelezen. Vaak als ik zo'n stukje lees voelt dat als 'achter in het boekje naar de oplossing van het kruiswoordraadsel kijken'. Ik bedoel: dan heb ik er zelf over nagedacht, en dan bevat jouw professorale beschouwing overtuigende argumenten. Ditmaal helaas niet: volgens mij komt d-ie/t-ie van hij, dat immers in het verleden hi luidde. Dat die h wegvalt tussen de t en de ie is niet verrassend; bovendien is die h als aanwijzend partikel toegevoegd aan een oudere vorm, dus misschien (ik speculeer nu) heeft -ie zelfs de oudste rechten.

    En dat die t van de vervoeging komt, past in een veel breder patroon: niet alleen in het Limburgs, maar ook in het Hollands (dat-te-me toffe jongens zijn), Beiers en West-Vlaams (en misschien elders, dat weet ik niet) zijn er voorbeelden van werkwoordsuitgangen die hun tentakels om voegwoorden en andere boedelstukken heen slaan. Ik vermoed een verband met onze 'werkwoord op de tweede plaats'-regel (V2 dus, door jou ook aangestipt). Maar voordat ik dat al te stellig zeg, moet ik de literatuur er maar eens op naslaan, zoals 'Analogical extensions of verbal agreement in Dutch dialects' van De Vogelaer en Van der Auwera. Maar ja, dat is dan weer 'achterin bij de oplossingen kijken'. Eigenlijk jammer …

    Beantwoorden
  8. Maarten van der Meer zegt

    10 januari 2013 om 16:12

    Iets soortgelijks als in het Limburgs ken ik uit het Beiers: wennst (wenn du), dasst (dass du), weu(l)st (weil du).

    Verplicht is het niet, zoals uit dit even snel gegoogelde voorbeeldzinnetje blijkt:

    "Sog Pilly, kaunn des sei, daß Du nur in Wean wohnst, weulst afoch nimma hamg´fund´n host in de oide Heimat?"

    Hier dus "daß du" (dat je), maar in dezelfde zin ook "weulst" (omdat je).

    Wat precies het verschil is weet ik niet, misschien nadruk.

    Beantwoorden
  9. plaatsman zegt

    10 januari 2013 om 16:32

    Deze "t-ie's" en "-d-ie's" klinken me nogal Zuid-Hollands in de oren, zelf zou ik ze eigenlijk nooit gebruiken, en dan woon ik nog gewoon in Alkmaar, niet eens zo ver weg. Ik geloof ook niet dat een 'ie-speller als Nescio (eigenlijk "-i-speller") deze verbindingen weergeeft, terwijl 'ie wel "hatti" en dergelijke schrijft. De enige verbinding die ik bij 'ie maak is de tussen-n: "dat leerde-n-ie zo". Ik zeg dus "las-ie" en "gaf-ie" en zelfs "nu-ie", hoewel ik me daar ook "nu dat-ie" voor kan stellen.

    Het vervoegen van "dat" ken ik ook: "dat je" wordt dan "da-je". Verder merk je er hier niet veel van, omdat we geen -s of -st hebben om de tweede persoon mee aan te geven. In het Fries heb je dat wel, daar kom je die vervoeging dan ook veel tegen.

    In Vlaanderen is 'ie ongebruikelijk, daar hoor je 'm ("da kan 'm ni doen"). Ook bij 'm zijn allerlei verbindingen mogelijk, voer voor taalkundigen dus!

    Beantwoorden
  10. Gaston Dorren zegt

    10 januari 2013 om 18:31

    Het grappige is, ik weet eigenlijk niet hoe mijn eigen Nederlandse uitspraak tot stand is gekomen. Het Nederlands van (overwegend Limburgse) leerkrachten, Nederlandstalige familieleden, radio en tv, maar ook 5 jaar wonen in Nijmegen, bijna 20 jaar Amsterdam… kortom, allerlei invloeden. In Zuid-Holland ben ik nou juist weinig geweest, dus het zou me verbazen als ik daarvandaan zou hebben. Hoe dan ook, omdat dit zo'n typische spreektaalkwestie is, blijft de zaak nogal onder de prescriptivistische radar. Met als gevolg waarschijnlijk: tomeloze variatie.

    Ik weet niet of dat Belgische 'm voor 'ie' echt van Maas tot kust gebruikelijk is, noch of het in de hedendaagse tussentaal gangbaar is. Dat zou echt een Vlaamse lezer maar eens moeten vertellen.

    Beantwoorden
  11. Gaston Dorren zegt

    10 januari 2013 om 20:14

    Het Beiers heeft dit inderdaad ook, las ik althans in een boek van Peter Trudgill. Maar is dasst wel een goed voorbeeld? Is dat niet gewoon dass du, samengetrokken tot één woord, net zoals dasste de informele Standaardduitse versie van dass du is en net zoals haste staat voor hast du? Weulst en wennst lijken me betere voorbeelden, omdat die s'en inderdaad niet goed anders te verklaren zijn.

    Beantwoorden
  12. Maarten van der Meer zegt

    10 januari 2013 om 20:52

    Op zichzelf staand zou "dasst" misschien geen overtuigend voorbeeld zijn, maar in combinatie met "wennst" en "weulst" toch wel? Het lijkt me niet voor de hand liggen dat van dit rijtje "dasst" opeens anders verklaard moet worden.

    De spelling "daßst" die je her en der aantreft wijst erop dat sommige taalgebruikers het ook zo interpreteren.

    Beantwoorden
  13. Gaston Dorren zegt

    10 januari 2013 om 21:10

    Eens, en helemaal eens.

    Beantwoorden
  14. Peter Nieuwenhuijsen zegt

    11 januari 2013 om 20:01

    Over zeidie, hoedie en sindstie heb ik een boekje geschreven. Het heet 'We hebben een D!, we hebben een I!'. Het gaat toch echt om een woord 'die', dat vaak 'tie' wordt. Het is inderdaad van Zuid-Hollandse afkomst, als de taalkundige Maarten van den Toorn gelijk heeft, maar je treft het nu overal in het Nederlandstalig gebied aan. In de Algemene Nederlandse Spraakkunst wordt dit 'die' ook genoemd. Het boekje is niet in de boekhandel verkrijgbaar…

    Beantwoorden
  15. Gaston Dorren zegt

    12 januari 2013 om 10:57

    Ik hoor/lees graag de argumenten; dat het 'echt' zo is, heeft net iets te weinig overtuigingskracht. 😉

    Beantwoorden
  16. Peter-Arno Coppen zegt

    12 januari 2013 om 12:11

    Ja ik zei al dat ik er ook niet helemaal uitkwam. Maar misschien begreep ik je verkeerd: volgens mij beweerde je (en dat lijk je hier ook te doen) dat de 't' in 'hoe-t-ie' en 'die-t-ie' de vervoegings-t van de derde persoon enkelvoud is. Als ik het goed zie verwijs je naar die gevallen met 'wennië-s-te-' omdat je daar die 'st' alleen maar kunt verklaren uit vervoeging, right?

    Ik wees erop dat je in 'wennië-s-te' ook argumenten hebt om een onderliggens 'det' te hebben ('wennië-det-s-te'). Als je bij 'die-t-ie' ook een onderliggend 'dat' veronderstelt (zoals ook daadwerkelijk dialectisch voorkomt in 'die det hij'), dan is die veronderstelling voldoende voor een verklaring van 'die-t-ie.' Dan is die 't' namelijk het overgebleven stukje van 'dat.' De vervoeging is alleen maar nodig voor '-ste'

    Het is natuurlijk moeilijk argumenteren over dingen die nooit zichtbaar kunnen zijn (als de uitgang '-t' parasiteert op 'dat' kun je dat nooit waarnemen). Dat 'dat' een redelijke veronderstelling is kun je met feiten aantonen. Dat de vervoeging rechtstreeks op 'die' zou parasiteren is een stuk lastiger. Denk niet dat dit eenvoudiger is, want je hebt hoe dan ook die gevallen met 'dat' ertussen.

    Beantwoorden
  17. Peter Nieuwenhuijsen zegt

    13 januari 2013 om 15:19

    Tja, in het boekje doe ik er een bladzij of vijf over. Maar het eerste argument is eenvoudig. De d lijkt een 'hiaatdelger' in zeidie, want in zei-ie botsen twee klinkers op elkaar en de d verhelpt dit. De d vult echter niet alleen hiaten, want in kandie, toendie, terwijldie enz. is er helemaal geen hiaat (en kannie, toenie en terwijlie tonen dit ook aan). Er is daaom geen enkele reden om de d een 'hiaatdelger' of zelfs 'intervocalisch' te noemen. 'Die' is gewoon een (enclitisch) woord, net als 'ie' en de ANS heeft het terecht opgenomen in de lijst van mannelijke persoonlijke voornaamwoorden van de derde persoon.

    Beantwoorden
  18. Gaston Dorren zegt

    13 januari 2013 om 21:23

    Maar het interessante is dat het soms geen d is, maar een t. Ik kom er nog op terug.

    Beantwoorden
  19. Gaston Dorren zegt

    13 januari 2013 om 21:25

    Ik kom er nog op terug, Peter-Arno. Ik ben wat aan het lezen en nadenken. Wordt een afzonderlijke post, denk ik. In ieder geval bedankt voor je reacties, die me dwingen nog beter erover na te denken.

    Beantwoorden
  20. Peter Nieuwenhuijsen zegt

    14 januari 2013 om 12:46

    Natuurlijk staat daarover ook een hele lap (15 pp) in mijn boekje. De assimilatie gaat bij 'die' en een aantal andere woorden (en een suffix!) in de andere richting dan bij alle andere woorden.

    Beantwoorden
  21. Grytolle zegt

    10 april 2013 om 16:32

    en paar losse gedachten:

    Ik denk dat het inderdaad juist is dat i(h) van "hij" komt en dat "die" gewoon een associatie daarmee is wegens de gelijkluidendheid. Juist lijkt mij ook dat de d/t van de uitgang van de derde persoon enkelvoud zou komen (dus -t of -d, al schrijven we altijd -t), maar ik zou ook de uitgang van de (historische) tweede persoon meervoud aan linken, dus weer -d en -t, maar ook in de verleden tijd (gi ga(a)ft). De (hedendaagse) tweede en derde persoon enkelvoud hebben immers bijna altijd dezelfde vorm. Bij de samenval heb je de oorspronkelijke tweedepersoonsvormen nog in sommige verbindingen. Dat je "tie" kunt krijgen na sommige strikt genomen stemhebbende k's is waarschijnlijk wel aan het feit te koppelen dat bijvoorbeeld fricatieven in het Noorden min of meer stemloos worden (zech tie), plus de variatie die ontstaat omdat "s" meer typisch is na een korte klinker dan "z": lastie (hoewel lazen een z heeft)

    Beantwoorden

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Fred Portegies Zwart • Atlas

Bestaan vangt aan met woorden ademhalen
opdat wat om ons heen is wordt verstaan.
Wat is en schijnt laat zich pas gadeslaan
als chaos wordt ontbonden door vertalen.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

OKT. ’59

Een borstelige zee, schuim, regen slaat het schuine raam. [lees meer]

Bron: Tirade, juli-augustus 1961

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

21 november 2025: Tekstselectie in het Nederlandse literatuuronderwijs

21 november 2025: Tekstselectie in het Nederlandse literatuuronderwijs

8 oktober 2025

➔ Lees meer
21 januari – 8 april 2025: Postacademische cursus Recente Nederlandse en Vlaamse letterkunde

21 januari – 8 april 2025: Postacademische cursus Recente Nederlandse en Vlaamse letterkunde

7 oktober 2025

➔ Lees meer
28 november 2025: Symposium Werkgroep Bilderdijk

28 november 2025: Symposium Werkgroep Bilderdijk

5 oktober 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

sterfdag
1988 Cebus de Bruin
2007 Hugo Verdaasdonk
➔ Neerlandicikalender

Media

Openingszitting Colloquium IVN

Openingszitting Colloquium IVN

8 oktober 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Wanneer is iets literatuur?

Wanneer is iets literatuur?

2 oktober 2025 Door Redactie Neerlandistiek 4 Reacties

➔ Lees meer
Webinar: vertaaltools en AI inzetten in een meertalige klas

Webinar: vertaaltools en AI inzetten in een meertalige klas

30 september 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
%d