Verkleinwoorden leren
Door Marc van Oostendorp
Wie geen verkleinwoordjes maakt, kan niet zeggen dat hij Nederlands spreekt. Hun betekenis is subtiel (een watertje is niet per se kleiner dan een water, als wel iets anders, namelijk gebotteld of in een glas ter beschikking gesteld), en er zijn ook vele vormen. Alleen al in de standaardtaal zijn er vijf verschillende uitgangen: je (hoopje), tje (zeetje), pje (raampje), kje (kettinkje) en etje (ringetje). Wanneer gebruik je welke vorm?
Ga er maar aanstaan als een kind dat dit allemaal moet leren. Toch pikken alle kinderen het systeem op een bepaald moment op. Hoe doen ze dat? En vooral: wat bepaalt in welke volgorde ze die achtervoegsels leren. Beginnen ze bijvoorbeeld met de eenvoudigste vorm? Of met de vorm die het vaakst voorkomt. Lees verder >>
Recente reacties