Door Marc van Oostendorp
Wat is het moderne leven toch een eindeloos gezwoeg, met allerlei mensen die maar dag in dag uit achter lange tafels zitten te vergaderen, en die zich dan aan elkaar gaan ergeren, zodat ze als ze elkaar niet zien venijnige stukjes over elkaar schrijven; waarna er uit al die vergaderingen uiteindelijk iets komt waar niemand écht gelukkig mee is.
Je weet het natuurlijk allemaal wel, maar dan schrik je nog als je het allemaal bij elkaar ziet staan. Het proefschrift dan Maria van der Aalsvoort op 14 december a.s. in Nijmegen verdedigt is er een voorbeeld van. Van der Aalsvoort beschrijft in detail de discussies die er tussen 1988 en 2008 zijn gevoerd over de mogelijke invoering van een vak taalkunde in het eindexamen Nederlands voor havo en vwo.
Terugkoppelen
Verreweg de meeste aandacht besteedt Van der Aalsvoort daarbij aan de eerste tien jaar van die periode – de tijd dat de discussie gevoerd werd. Vooral onder universitaire neerlandici was het idee ontstaan dat het nuttig zou kunnen zijn om iets aan taalkunde te doen (of taalbeschouwing, zoals sommigen het noemden, alleen al over die kwestie kun je natuurlijk eindeloos vergaderen). Niet iedereen was het daar mee eens. Sommigen vonden dat de leraar al overbelast was en anderen meenden bijvoorbeeld dat de nadruk bij Nederlands vooral moest liggen bij vaardigheden: kunnen spreken, lezen, luisteren en spreken. Uiteindelijk kwam men desalniettemin na lang wikken en wegen, door Van der Aalsvoort met eindeloos geduld gedocumenteerd, tot een advies om het in ieder geval eens te proberen, met een beetje taalkunde. Lees verder >>
Recente reacties