Mensen kunnen over zichzelf praten. Ze kunnen bijvoorbeeld zeggen ‘de ondergetekende’, of naar zichzelf wijzen en dan zeggen ‘de spreker’, of tandenknarsend tegen zichzelf zeggen ‘gij ongelukkige’! En ze kunnen persoonlijk voornaamwoorden als ik of mij gebruiken: de ‘eerste persoon’.
Pronomina in de hedendaagse Nederlandse lyriek(6: H. Marsman, Ik die bij sterren sliep. Verzamelde verzen)
Door Marc van Oostendorp
In de bundel Tempel en kruis (1940) van H. Marsman bestaat, net als in veel van zijn andere werk, een correlatie tusen het voorkomen van persoonlijk voornaamwoorden in de eerste of tweede persoon en aanhalingstekens om de hele tekst van het gedicht. De meeste gedichten gaan helemaal niet over ik of gij.Vaak is er alleen sprake van een beschrijving van de natuur, en personen komen alleen in de derde persoon voor:
Pronomina in de hedendaagse Nederlandse lyriek(7: Erik Bindervoet, De droom van Eb inkt diervoer)
Door Marc van Oostendorp
Erik Bindervoet is, samen met Robbert-Jan Henkes, misschien wel de taalvaardigste spreker van het Nederlands van dit moment. De twee toonden dat met vertalingen van onder andere James Joyce, Shakespeare, Bob Dylan en de Beatles, Bindervoet laat het ook zien met zijn dichtbundels, zoals zijn laatste: De droom van Eb inkt diervoer (waarin ook nog een andere titel wordt aangekondigd: De droom van erotiek verbindt).
Pronomina in de hedendaagse Nederlandse lyriek(6: K. Michel, & rol door)
Als ik de lezerspost mag geloven, raak ik met deze reeks iets aan dat reëel is, terwijl het nauwelijks besproken wordt. De keuze van persoonlijk voornaamwoorden in gedichten – voor geen van de bundels die ik tot nu toe besprak heb ik recensies gevonden die er iets over zeiden –, maar ik heb van de auteurs van de meeste tot nu toe besproken bundels een mailtje gekregen waarin ze vertelden dat dit inderdaad iets was waar ze goed over hadden nagedacht.
Pronomina in de hedendaagse Nederlandse lyriek(3: Esther Jansma, rennen naar het einde van honger)
Door Marc van Oostendorp
Rennen naar het einde van honger is een voornaamwoordelijk feest. Bijna alle persoonlijk voornaamwoorden komen er in voor, en omgekeerd worden personen bijna allemaal aangeduid met voornaamwoorden en niet als Marietje of de dame met de gele hoed.
Pronomina in de hedendaagse Nederlandse lyriek(2: Alfred Schaffer, Wie was ik)
De tweede persoon haalt in de klassieke poëzie de dode of het levenloze dichterbij. Omdat we alleen iets of iemand aanspreken als we een reactie verwachten, wordt ineens de mogelijkheid geopend dat de pijnboom of de kleine moeder reageert en, dus, leeft:
Pronomina in de hedendaagse Nederlandse lyriek(1: Nachoem Wijnberg, Joodse gedichten)
Door Marc van Oostendorp
Van de drie klassieke hoofdgenres – lyriek, epiek, dramatiek – spelen persoonlijk voornaamwoorden de intrigerendste rol in het eerste genre. In toneel is vrijwel altijd volkomen duidelijk wie er met ik of jij bedoeld wordt: degene die nu aan het woord is, degene tot wie de spreker zich richt. In verhalen kan het soms wat ingewikkelder worden – romans met vertellers in de ik-vorm, boeken waarin ineens de lezer wordt aangesproken – maar ook hier geldt doorgaans dat de personages weliswaar verzonnen zijn, maar zich toch meestal houden aan de conventies van wie er de eerste, de tweede of de derde persoon is.
Recente reacties