Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (49)
Het Nederlandse sonnet bestaat 450 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Het moet af en toe best fijn zijn geweest om P.C. Hooft te zijn. In ieder geval als je aan je schrijftafel zat en daar van het Nederlands een moderne taal aan het maken was, waarin je grote kunst kon maken.
Je voelt het bijvoorbeeld soms in zijn ‘navolgingen’ van Petrarca, die veel zelfbewuster klinken dan het origineel of dan de Franse vertalingen die Hooft misschien ook gekend heeft:
Wt Petrarcha. Gevolcht.
Se la mia vita da l’aspro tormento
Jndien mijn leven sich soo lange can verweren
Tegen mijn wreet geluck en ongesiene cans,
Dat jck verdoven sie de Son-gelijcke glans
Vrouw, van v oogen schoon, door ouderdooms vermeren
En v goudt-dradich haijr in silver-draet verkeren,
En vwe lust vergaen van sanck, van spel, van dans,
Van soete boerterij, van cruit, van Rosecrans,
Van geel van groen van wit, en jncarnate cleren.
Dan sal mijn Oude Min mij geven inde mont
Vermaning vande tijt, die ghij niet recht besteden,
En oft dan schoon geviel dat ghij noch voorestont
V merkelijcke schult met woort, en schijnbaer reden,
Soo sal nochtans een sucht diep wt vws hartsen gront,
Leetwesens bode sijn, en jck ten deel te vreden.
Lees verder >>
Recente reacties