Door Roland de Bonth
Lange tijd is het vak Nederlands op middelbare scholen gedomineerd door literatuur – boeken lezen, gedichten analyseren – en taalvaardigheidonderwijs – lezen, schrijven en samenvatten, voordrachten houden, debatten voeren. Het derde onderdeel van ons vak – taalkunde – is jarenlang stiefmoederlijk behandeld. Wordt er in de onderbouw naast zinsontleding en woordbenoeming doorgaans nog wel enige aandacht geschonken aan taal en taalkundige verschijnselen – dialecten, jongerentaal, spreekwoorden – in de bovenbouw is daar amper sprake meer van.
Met het verschijnen van Taalkunde voor de tweede fase van het VWO in 2006 van Hans Hulshof, Maaike Rietmeijer en Arie Verhagen kregen docenten Nederlands een instrument in handen om hier verandering in aan te brengen. In het boek werd duidelijk gemaakt dat taalkunde ‘’maatschappelijk en cultureel relevante kennis’’ is. Een van de redenen om dit boek te schrijven was om het vak Nederlands van een imagoprobleem af te laten komen. Leerlingen vonden Nederlands saai en bovendien niet erg uitdagend. De kennis die je nodig hebt om het centraal schriftelijk eindexamen Nederlands te maken, kun je in een paar weken tijd gemakkelijk leren. De uitdaging zit vooral in het toepassen van die kennis op in moeilijkheidsgraad opklimmende teksten. Leer je in de brugklas al wat de hoofdgedachte van een tekst is en hoe je die moet vinden, in het eindexamen is de vraag naar de hoofdgedachte nog altijd vaste prik. Lees verder >>
Recente reacties