De oude meepse barg ligt nimmermeer in drab maar voorgoed op zachte kussens onder – uitgerekend – de weelderigste boom Ons rest slechts een schaduw dun als een dasspeld om af te koelen Lesbia Sinds je moeder goede zaken maakt met de montage van haar geldzucht en jouw schaamteloos lichaam zijn je lippen – nu als in steeds modieuzer gewaden gehuld zo gewaagder lijkend dan ooit – mij toch armelijk mager geworden Lees verder >>
Hoe vreemd ritm’en regelmaat van het sonnet!
Net alsof je met een Siberische tijgerhaar
uit langvervlogen tijden voor de literaire pret
op de viool der schoonheid speelt, met
rijm als mayonaise voor een ego
dat zich laat overheersen door de Schijn.
Constructiever lijkt me het spelen met Lego
en dat zal misschien ook leerzamer zijn.
Grassen is het mooiste en het groenste. De grassen in boomgaarden onder groen hout,. de grassen op boerenerven, door honden bewaakt: ‘Kom niet aan het groen van de grassen op de erven!‘
Vlucht je een baarlijk huis uit vanwege de rook of vanwege de grijns die tussen de muren opstak; doordat liefde zwart werd, doordat duisternis brandt, altijd is er buiten in de blauwe nacht of de avond, de troostrijke halm, de kudde zwijgend gras, stuivende aar, het gras dat je groenheid toont. Grassen zijn het mooiste en het groenste! Pluk bossen gras en sier je hoofdeind en je voeteneind.
Habakuk II de Balker (1938-2015) uit: Groenboek (1972)
Foto: Zatapatique
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Platvloerser en toch blijmoediger plant leeft er bijna niet in dit sombere land. De aardappel is zo Hollands: hij danst dom de aardappelmand in en veel later de mond. Het bruin van oude veelgebruikte balzakken en van wel zeer versleten bruiden paart hij aan varkensachtige rondheid, Grootmogoldom en de gezichtsuitdrukking van rollende munt. Op de balzaal van gods akker wiegelt hij blij en zijn spaarbank heeft hij onder de grond.
Habakuk II de Balker (1938-2015) uit: Groenboek (1972)
Vandaag trekt de zomer alle registers open. De berm ziet geel van boterbloemen, warmte wordt getoonzet door gonzende insecten. Een tor beklimt een wankele grasspriet: git op smaragd. Verbluft lig ik onder een boom en staar door ontelbare groene wimpers Lees verder >>
het hoofd in uw armen, het hoofd van een man, het is niets. En uw dagen en nachten zijn niets dan een schaduw van schaduwen; al wat gij doet,
het is niets: en het vlees dat gij eet, en het bloed dat gij drinkt, het is niets. Verfoei ook den geest! Want de ziel die gij eet, het visioen dat gij drinkt, het is niets. En zo al wat gij zoekt, wat gij doet, Lees verder >>
Hij moest zijn hart, zijn zwaar hart, achterlaten Toen hij naar zijn natuur zich weer onthief. Wij, die na ’t afscheid om den heuvel zaten, Wisten, hij heeft in angst, in doodsangst, lief.
Ach, wij verlieten wat wij nooit bezaten, En vonden meer dan we ooit hadden gemist -, Maar hij, tusschen twee eenzaamheden, wist Toen hij verliet, tevens te zijn verlaten.
De Heer is in de Joriskerk opnieuw gekruist. De schare hoorde in gemakkelijke banken hoe Hij bloedig gegeseld buiten stond. ‘Afdanken die man,’ riep men. ‘Kruist hem, weg met die etterpuist!’
‘Kruist hem!’ herhaalde honderd maal het koor, en kuis in ’t zwart gekleed luisterde het naar de klanken van de evangelist, wiens zang soldatenstank en verraad en haat aankondigde voor een verguisde.
Spelen nog zwanen op het IJselmeer? Mijn hart heeft stilgestaan toen ik ze zag. Wit, grijs en zilver was de najaarsdag, het IJselmeer en zij. Lees verder >>
De kleine spin die aan de zolder hing, waarom liet ik haar wekenlang in leven? Ze leek zo broos, een trilling deed haar beven: een stip, die soms wat zon- of maanlicht ving.
Geduldig spinnend, van haar kleine kring de grenzend wetend, leefde zij haar leven. Genoeg, soms dansend aan een draad te beven, genoeg, klein web aan de witte zoldering. Lees verder >>
Als de uitreiking van de Ida Gerhardt-prijs vorige week was doorgegaan, had winnaar Marieke Lucas Rijneveld daar haar favoriete gedicht van Gerhardt, ‘Sonnet voor mijn moeder’, voorgedragen.
Sonnet voor mijn moeder
Gij hebt, Moeder, dit leven zwaar gedragen. Gelijk ik het zwaar draag. Wij zijn verwant. Wij horen in dit stormbevochten land van kavels, tussen dijk en stroom geslagen.
Ik heb uw gang: die driftige en toch trage voetstap, die onverzettelijke trant. Uw harde hand herken ik in mijn hand, onwrikbaar om de schrijfstift heengeslagen.
Dichters moeten de minnaars uit zich weren, willen zij naakt gelijk de goden zijn. Waaròm dan, hart, dit mateloos begeeren naar alle naaktheid, geborneerd en klein,
en wààrom zijn onsterflijkheid bezeeren aan deze beten van het bot venijn, wanneer de liefde slechts dit klein krepeeren de bestie is achter ’t bedgordijn?
O harde mond, die stuursch zijn grijnslach teelt en korzelig in mergels weet te spreken; die met de kou en met graniet krakeelt en nimmer aan een lente zijt bezweken,
tracht nú in helder zingen uit te breken en liefkoos haar met liedren, hooggekeeld, wier glimlach, heerlijker dan hemelstreken, met één zoet weerlicht levens vierendeelt.
Gisteravond op bed was ik aan de rechterkant gaan liggen die zij inneemt als ze hier is en vanmorgen wakker wordend zag ik mij weer links liggen waar ik slapeloos in het donker soms het krachtige kloppen hoor van haar aanwezigheid
Wat heeft me er derhalve toe bewogen om in de nacht de ruimte van haar grote afwezige lichaam te verlaten dan de hunkering zelf ook niets te zijn?
*
Het tweeërlei bloed
Van het tweeërlei bloed rood en zwart dat door mijn arteriën en aderen stroomt prefereert zij het rode uiteraard het vreugdevolle het malle het vurige het vrouwelijke
Maar ze geeft niet toe dat ik het van mijn moeder heb ze ontkent dat het van mij is overgegaan op mijn dochter ze zegt dat het haar leven is en dat het leven met mij wordt geboren en met mij sterft
**
A letto
Ieri sera a letto mi ero messo dalla parte destra quella che occupa lei quando è qui e stamani svegliandomi mi son ritrovato a sinistra di dove nel buio ascolto insonne talora il battito potente del suo esserci
Cosa mi ha indotto dunque durante la notte ad abbandonare lo spazio del suo grande corpo assente se non l’ansia d’essere anche io niente?
*
I due sangui
Fra i due sangui il rosso e il nero che mi corrono arterie e vene lei preferisce il rosso naturalmente il gioioso il pazzo l’ardente il femminile
Ma non ammette che mi sia venuto da mia madre nega che da me sia poi passato a mia figlia dice che è la sua vita e che la vita nasce e muore con me
Giorgio Bassani (1916-2000) uit Epitaaf (2019) vertaling: Jan van der Haar
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Ik houd zo van die lage palissaden, die van de kust de grote zee ingaan, alsof veel mensen van de oever traden en tot hun schouders in het water staan.
De zee, het strand, de lucht, alles is wijd en breedgebouwd en krachtiglijk grootmoedig, maar zij alleen leven in nederigheid en praten niet, maar waken, trouw en goedig. Lees verder >>
Zooals gij in de schaduw zat
en al den glans in de armen hadt,
die fijngesponnen, wonderbaar
geweven lag in ’t hangend haar
van uwe zuster, – want gij zijt
mij zusters in lieftalligheid, –
en gij die ongevlochten pracht,
die als een bruidskleed van den nacht
haar lichtgebogen hoofd omsloot, –
uw handen hoog, uw schouders bloot, –
in smijdige gedeelten spleet
en spreien en zich vleien deedt
in rondgewrongen tressen, als
een tros van donkerte in den hals
gedrukt, en aan de slapen glad; –
Als een jong lied dat klinkt luid door lege hallen, Zo is doorheen de Winter, de Lente getreden tot ons allen, Die waren in een eeuw Gehuld, van witte sneeuw.
Niet enkel jonger is geworden ons leven, Maar ook veel witter en lichter geweven Als in het kleed Van winterleed.
Alsof zij iets zingen ging trilt de luit en de lieve luit achterna tinkepinkt de piano linkepoot linkepoot Ik denk niet dat de luit iets zeggen zal al trilt – zij trilt toch – de luit nu weer Eer de luit daarover heeft gedacht of zij zingen zal kwart vóór middernacht is het lang reeds kwart na middernacht Waarom trilt de luit dan zo klokjekwart vóór middernacht Wist maar iemand dat dat trillen van de luit
In het ene oog de maan, in het andere de zon van de beroemde Franse dichter Paul Éluard (1895-1952) bevat een brede selectie uit zijn bundels Capitale de la douleur (1926), La vie immédiate (1932) en Le livre ouvert (1938-1944). De vertaling is van Kiki Coumans, die ook de drie onderstaande gedichten uitzocht.
Drie gedichten uit Capitale de la douleur (‘Hoofdstad van smarten’)
Suite
Slapen, in het ene oog de maan, in het andere de zon, Een liefde in je mond, een mooie vogel in je haar, Uitgedost als de velden, de bossen, de wegen en de zee, Mooi en uitgedost als een tocht om de wereld.
Vlucht door het landschap, Tussen takken van rook en alle vruchten van de wind, Benen van steen en sokken van zand, Gevat bij de taille, spieren van rivieren, En de laatste zorgen op een veranderd gezicht.
Recente reacties