Het is heus niet lui om ‘hij’ te zeggen!
Wij amuseerden ons gisterenavond met de zinnen van Bach en Peters. Zij leren ons iets over de menselijke luiheid en de betekenis van persoonlijk voornaamwoorden zoals zij en haar. Bij simpele zinnen zou je kunnen denken dat het simpel zit:
– De koningin verveelt zich en zij gaat daarom vanavond lekker dansen. [1]
Je zou kunnen denken: dat zij is een manier om toe te geven aan de menselijke neiging tot luiheid. Het vervangt hier de koningin. Zin 1 betekent hetzelfde als zin 2:
– De koningin verveelt zich en de koningin gaat daarom vanavond lekker dansen. [2]
Lees verder >>
Die historie van Floris ende Blancefleur als gratis e-book
Praten met je hond
“Leg nu onmiddellijk de Telegraaf neer!” Wie weleens boos iets heeft geroepen tegen zijn hond, weet dat Fikkie op dat moment ineenkrimpt. Hoe kan dat? Kunnen honden menselijke taal verstaan? Nieuw onderzoek van de vorig jaar in Nijmegen gepromoveerde Hongaar Attila Andics laat zien dat er in zijn brein iets gebeurt dat lijkt op hoe de menselijke hersenen op gemopper reageren.
De onderzoekers legden honden én mensen onder de scanner en lieten ze naar opnamen luisteren van honden en mensen in verschillende omstandigheden. Sommige van de resultaten zijn niet zo verrassend: honden herkenden bijvoorbeeld hondenemoties dan mensenemoties en bij mensen was het omgekeerd.
De kern van de bevinding is wel nieuw: het is, mutatis mutandis, hetzelfde hersengebiedje dat oplicht bij Fikkie als bij jou en mij. (Ik ga er nu even voor het gemak vanuit dat honden Neder-L niet lezen.)
Lees verder >>
Onteren
Ik heb de afgelopen dagen op kosten van de Italiaanse belastingbetaler (en nu niet zeggen: hij bestaat) een aantal lezingen gegeven in Verona, en een ervan ging over de woorden onteren en oneindig.
Wat is er aan de hand? Beide woorden bestaan uit een voorvoegsel (ont, on), een stam (eer, eind) en een achtevoegsel (en, ig). Er is een belangrijk verschil: onteren is een verbuiging met –en van de stam onteer (het voorvoegsel zit als het ware dieper dan het achtervoegsel) en oneindig is de ontkenning van eindig (het achtervoegsel zit dieper dan het voorvoegsel).
Er is echter ook een overeenkomst, die te maken heeft met lettergrepen.
Lees verder >>
Van varen, vechten, plunderen en plagiaat
In 1942 stelde Jan H. Eekhout de bloemlezing Hart van Holland. Een keur uit onze historische zee-lyriek samen. Dit boekje bevatte veel anti-Britse gedichten en liederen uit de diverse Engels-Nederlandse oorlogen – op zich niet zo vreemd, want Van Eekhout had zich openlijk tot de Nieuwe Orde bekeerd.
Pas verschenen: Over Taal (jrg. 53, nr. 1)
De zon komt erbij
Het irritante van taal is dat ze verandert waar je bij staat. Je keek net even de andere kant op en ineens blijkt er zich alweer ergens een nieuwe constructie te hebben gevormd. Zo meldde iemand op Meldpunt Taal deze week ineens het bestaan ‘de zo’n komt erbij’ als equivalent voor ‘de zo’n breekt door’.
Gelukkig hebben we sinds kort Delpher, de zoekmachine waarmee je miljoenen pagina’s gedigitaliseerde boeken, kranten en tijdschriften van de KB kunt doorzoeken. Daarmee hebben we nu ook een prachtige, objectieve formule voor taalverandering: een constructie is nieuw als ze wel via Google gevonden kan worden, maar niet via Delpher.
Volgens die formule is ‘de zon komt erbij’ inderdaad nieuw.
Column 96 : “Kennisse” voor gebruikers van de CD-ROM Middelnederlands
Terwijl u dit leest, herlees ik Buevijn van Austoen. Dat is een van oorsprong Frans chanson de geste, waarvan zelfs nog dertiende-eeuwse Middelnederlandse fragmenten bestaan, 116 regels in totaal, uitgegeven in het Corpus Gysseling II, deel 1. Opmerkelijk is dat de Middelnederlandse dichter / vertaler / bewerker zijn (Franse) voorbeeld een “liet” noemt: “Nae dien dat ict int liet verstoet” (r. 100). Ook is hij niet vies van sensatie, want hij laat Boeve een superieure helm dragen die door “varende vrouwen” in het land Morianen gesmeed werd voor de machtige koning Bradimont. Heel jammer dat ons van deze roman slechts 116 regels van de hoeveel 1000 resten, want dit riekt naar een vrije bewerking. Ik kon deze exotische herkomst van het zwaard in het Frans niet terugvinden.
Buevijn van Austoen is een prozaroman die in 1504 gedrukt werd door de Antwerpse drukker, uitgever en vertaler Jan van Doesborch. Of de bewaard gebleven druk de eerste is, kan ik u niet zeggen. Zal haast wel. De roman moet veel succes gehad hebben, want in 1511 verschijnt een herdruk bij Adriaen van Berghen, Antwerpen, in 1552 een herdruk bij Hans van Liesvelt, Antwerpen, en in 1563 een herdruk bij Jan van Ghelen, eveneens Antwerpen [Bron: R.J. Resoort].
Lees verder >>
De Romaans-Germaanse grens
Dwars door Europa kronkelt een fascinerende grens: de Germaans-Romaanse, die de Germaanse talen in het noorden en het oosten zoals het Nederlands, het Fries en het Duits scheidt van de Romaanse in het zuiden en het westen, zoals het Frans en het Italiaans.
In ons knusse hoekje van Europa denken we graag aan een specifiek stukje van die grens, namelijk de kilometers die door België lopen. Maar hij loopt daarna nog meer dan duizend kilometer door naar het zuiden om ergens in Zuid-Tirol in Italië te eindigen met de grens tussen de Beierse dialecten en de Italiaanse.
Gisterenavond zat ik in een restaurant met een collega van die andere kant van de taalgrens: een Duitstalige Italiaanse. Al gauw begonnen we gezellig te fantaseren over onderzoek.
Aandacht voor literair erfgoed bij OU Erfgoedplatform
Blogje uit Albuquerque
Amersfoort? |
‘Niet moeten’ is niet gelijk aan ‘moeten niet’
Een brandende kwestie op Neder-L: Mag Marc van Oostendorp nu wel of niet van taal houden? Hij raakt inexistentiële onzekerheid naar aanleiding van een passage uit een interview van Milfje Meulkens met mij, die hij als volgt samenvat (ik verbeter de typfouten):
Waar het vroeger dus als een aanbeveling gold om van taal te houden, geldt het tegenwoordig kennelijk, in ieder geval in Amsterdam, als een ‘heel goede opstelling’ om dat ‘in het geheel niet’ te doen.
Marc vindt, als ik hem goed begrijp, de ene aanbeveling net zo absurd als de andere. Ik kan het niet anders dan met hem eens zijn. Maar, uhhh, wat staat er dan eigenlijk in dat interview.
Mijn belangstelling voor taal is vooral intellectueel, of zo je wilt wetenschappelijk. Ik herinner me dat toen ik Nederlands ging studeren een oudere medewerker van de opleiding ons bij de introductie voorhield “dat je wel van taal moest houden”. Twee jonge veelbelovende docenten stonden op en zeiden dat ze bereid waren onder ede te verklaren dat ze in het geheel niet van taal hielden. Ik moest daar erg om lachen – het was een hele opluchting voor me, en intuïtief leek het me een heel goede opstelling.
Even goed lezen, hoor. Staat hier dat de ‘ik’ aanbeveelt ‘niet van taal te houden’? Neen, in ieder geval niet rechtstreeks. De ik zegt niet meer dan dat hij de ‘opstelling’ van de ‘veelbelovende docenten’ heel goed vond. Maar bevelen die ‘veelbelovende docenten’ dan niet aan om in het geheel niet van taal te houden? Neen, zij zeiden dat ze bereid waren onder ede te verklaren dat ze in het geheel niet van taal hielden. Geen aanbeveling dus. Maar bevelen ze dat dat niet impliciet aan doordat ze ‘niet van taal houden’? Opnieuw: neen. ‘Onder ede verklaren’ is immers niet-factief. Anders gezegd, uit ze waren bereid onder ede te verklaren dat ze in het geheel niet van taal hielden kun je niet concluderen dat de veelbelovende docenten in het geheel niet van taal hielden. Dat zou anders zijn als ze bijvoorbeeld hadden gezegd: zij betreurden dat ze geheel niet van taal hielden. Het werkwoord betreuren is factief, de waarheid van het complement wordt verondersteld.
Er staat niet meer dan er staat. Dankzij dat potsierlijke ‘onder ede verklaren’ kan dat volgens mij maar op één manier geïnterpreteerd worden: de veelbelovende docenten verzetten zich tegen de uitspraak dat je als taalkundige van taal zou moeten houden. Zo heb ik dat in 1976 in Utrecht geïnterpreteerd, en zo zou ik dat nu nog steeds interpreteren. En uiteraard: ‘niet verplicht zijn te houden van’ impliceert niet ‘verplicht zijn niet te houden van’. Als je die logische kennis al niet had in Utrecht, was er voldoende kennis van semantiek en logica aanwezig om je dat duidelijk te maken – in Amsterdam is dat nu niet anders, voeg ik er voor de zekerheid aan toe.
Ook Van Oostendorps veronderstelling dat de houding ‘verplicht zijn niet te houden van’ tegenwoordig veel voorkomt onder taalkundigen lijkt me volledig uit de lucht gegrepen. Ik vermoed dat de meesten hun logica nog op orde hebben, net zoals die docenten van mij.
Jammer natuurlijk van de brandende kwestie. Maar fijn dat Marc, hoewel minder uniek, toch ook minder eenzaam is.
Ik kan je heel goed verstaan!
Ik had al wel gehoord dat het buitenlanders overkomt, maar deze week maakte ik het in levenden lijve mee. Mijn Italiaanse gezelschap verontschuldigde zich bij haar gesprekspartner voor de kwaliteit van haar Nederlands, en toen zei die ander ineens: “Ik kan je heel goed verstaan!”
Er zit een wereld verborgen achter die opmerking. In de eerste plaats is het natuurlijk een nogal dubieus compliment, zoals mijn Italiaanse gezelschap niet moe wordt te benadrukken.
Al lezende in Ogier van Denemerken – 30 : Jan de klerk (1)
Al lezende in Ogier van Denemerken – 30 : Jan de klerk (1)
Amand Berteloot
In OvD staat een interessante passage, waarover we het tot nu toe niet gehad hebben. Ogier bereikt omtrent halverwege de roman een burcht waar roofridders huizen die iedereen die in de buurt komt het leven moeilijk maken. In zijn eentje verovert Ogier het kasteel en doodt vrijwel iedereen die zich daarin bevindt. Met die episode verbindt de auteur twee moraliserende beschouwingen. Het is niet de eerste en de enige keer dat hij zoiets doet, maar hier lijkt er toch iets bijzonders aan de hand te zijn. In het Heidelbergse handschrift lezen we:
Noch bringent gern boese werck
Bosen lon an und in.
Ein man solt vorhin besehen sin beginn,
So was wurd do gelich,
Und denn solte er es vort gelich
Al dar halten zu dem fine
Wenn es ist al verlorne pijne
Gut am anfang und am end quaet
Das ist alles ein verlorn staet.
Daran nemme ein ieglicher sin gemerck:
Dis lernet uns Johann wol, der clerick,
Der manige stund versleyß sine synne
Um gar einen cleynen gewynne
Von gaben und von einigem gut. (11564-11576)
Deze passage is niet zonder problemen, maar onze voorzichtige reconstructie levert het volgende op:
Ogier van Denemerken : hoofdstukken 261-270
zoals bewaard gebleven in handschrift Heidelberg CPG 363,
Hoofdstukken 261-270
(regels 18194-18921)
De terugkeer van het huwelijken
“Mendy en haar man”, schreef de Leidse universiteitskrant Mare vorige week in een artikel over studenten die getrouwd zijn, “werden aangestoken door stelletjes om hun heen, die bij bosjes aan het huwelijken sloegen.” Aan het wat?
Het woord huwelijken komt, anders dan het afgeleide woord uithuwelijken, nauwelijks voor in het Nederlands. Je vindt het in de bijbel (‘Verbiedende te huwelijken, gebiedende van spijzen te onthouden, die God geschapen heeft,…’ 1 Timotheüs 4:3) en het staat in het WNT met alleen maar 17e-eeuwse citaten (‘Sal ick dan… moeten Houwelijcken?’, Coornhert). In Van Dale staat het werkwoord niet.
Verbogen vormen van het werkwoord zijn bijna niet te vinden. Je moet waden door een bad van hij huwelijkt zijn dochter uit. Toch vind je een enkele vorm wel, zoals in een berichtje van tien jaar geleden in een wat specialistischere betekenis op een forum voor audiofielen:
Lees verder >>
Die historie van Floris ende Blancefleur : hoofdstuk [7]
Liefde voor taal
Mag je als taalkundige van taal houden? Die vraag rijst bij het interview met de Amsterdamse hoogleraar Nederlandse taalkunde Fred Weerman dat Milfje Meulskens vrijdag op zijn weblog publiceerde.
Weerman zegt dat zijn belangstelling voor taal ‘vooral intellectueel’ is:
Ik herinner me dat toen ik Nederlands ging studeren een oudere medewerker van de opleiding ons bij de introductie voorhield “dat je wel van taal moest houden”. Twee jonge veelbelovende docenten stonden op en zeiden dat ze bereid waren onder ede te verklaren dat ze in het geheel niet van taal hielden. Ik moest daar erg om lachen – het was een hele opluchting voor me, en intuïtief leek het me een heel goede opstelling.
Waar het vroeger dus als een aanbeveling gold om van taal te houden, geldt het tegenwoordig kennelijk, in ieder geval in Amsterdam als een ‘heel goede opstelling’ op die ‘in het geheel niet’ te doen.
Zoiets werpt mij in een poel van existentiële onzekerheid. Houd ik zelf misschien niet te veel van taal? Of eigenlijk juist te weinig?
Lees verder >>
14 maart 2014: Negerhollands in Nijmegen
Corpus Based Creolistics/Clarin-NEHOL
(Radboud University Nijmegen)
Date: Friday March 14th, 2014
Time: 14.00 u. – 17.00 u.
Place: Erasmus Building E.2.51
Contact: c.vanrossem@let.ru.nl/r.vansluijs@let.ru.nl
14.oo u. Prof.Dr. Peter Stein: The The linguistic landscape of the Danish V.I. in the 2nd half of the 18th century, an 18-month-experience described in Oldendorp’s “Missionsgeschichte”. or: How relevant is Oldendorp for present creolistics and linguistics
14.45 u. Robbert van Sluijs MA: The origin of perfect aspect in Negerhollands.
15.15 u. Tea
15.30 u. Drs. Cefas van Rossem: Erasements in 18th century Negerhollands.
16.00 u. Prof. Dr. Pieter Muysken: Comparing 18th century Surinam and St Thomas
16.30 u. Discussion and concluding remarks
17.00 u. End
Bekentenissen van een veellezer
Ik kom soms ook heus wel onder de mensen en daardoor weet ik dat sommigen vinden dat ik veel schrijf. Hoe kan dat? Slaap ik misschien weinig? Om de een of andere reden is dat de hypothese die het vaakst geopperd wordt, maar daarom is ze nog niet juist.
Wat is het dan wel? Ik weet het zelf natuurlijk ook niet precies. Ik heb altijd geschreven, en ik heb ook eigenlijk altijd veel geschreven. Het gaat vanzelf, en ik voel me onprettig als ik een paar dagen niets schrijf. Daar komt het denk ik door, en doordat ik kennelijk bepaalde blokkades mis om het allemaal op te schrijven en de wereld in te sturen. “De echte schrijver is degene voor wie schrijven moeilijker is dan voor andere mensen”, wil een oude wijsheid. In die zin ben ik dus geen echte schrijver.
Maar belangrijker dan schrijven is lezen.
Lees verder >>
Nieuwe website over de studie ‚Niederlandistik‘ in de Duitstalige landen
Een nieuwe website verstrekt vanaf vandaag informatie over de studierichtingen Nederlandse taal en cultuur in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. “De site is met name bedoeld voor Duitse vwo-eindexamenkandidaten die nadenken over een passende studie. Tegelijk is het een presentatie van het universitaire netwerk van de neerlandistiek in de Duitstalige landen“, aldus Hans Beelen, docent Nederlands aan de Universität Oldenburg en voorziter van het Niederlandistenverband, het docentenplatform dat de site heeft gelanceerd.
Via een interactieve landkaart komt de bezoeker snel bij gegevens van universiteiten in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland waar de mogelijkheid bestaat om Niederlandistik dan wel Niederlande-Studien als vak te kiezen. De studierichtingen worden beknopt gepresenteerd, en links verwijzen direct naar de instituten zelf. Acht universiteiten in de Duitstalige landen beschikken over bachelor- en masteropleidingen; bovendien worden aan vijftien universiteiten cursussen Nederlands gegeven. In de buurt van de grens met België en Nederland hebben de universiteiten van Keulen, Münster en Oldenburg bv. opleidingen voor leraren die op Duitse scholen Nederlands als vreemde taal geven. Maar ook verder weg, in Berlijn, Duisburg-Essen, Mainz, Zürich en Wenen, bestaan opleidingen, vaak met een heel eigen profiel.
Het project is financieel mogelijk gemaakt door de Nederlandse Taalunie.
Poëzie, politiek en meeuwen
In 1909 schreef de Vlaamse priester/dichter Cyriel Verschaeve het gedicht ‘De meeuw‘. Dat gedicht werd jaren later het lievelingsgedicht van een Vlaams meiske. Ze vond het zo mooi dat ze het op haar 88ste nog uit het blote hoofd kon voordragen. Inmiddels was dit meiske schoonmoeder van de Belgische politicus, poëzieliefhebber en haikuïst Herman van Rompuy geworden. Om zijn schoonmama te plezieren plaatste hij in 2007 het gedicht ‘De meeuw’ op zijn site http://hermanvanrompuy.typepad.com/.
Begin dit jaar ontdekt de Franstalige journalist Jean Quatremer dat gedicht. Dat mag beslist apart genoemd worden, want volgens diverse Belgische bronnen is Quatremer het Nederlands niet machtig. Desalniettemin schreeuwt Quatremer moord en brand, want Cyriel Verschaeve was in de Tweede Wereldoorlog nogal op de Duitse hand en werd daarom na afloop van de wereldbrand ter dood veroordeeld. Hij vluchtte naar Oostenrijk, waar hij in 1949 stierf.
Lees verder >>
‘Ik heb’ of ‘ik hep’
De b aan het eind van een woord wordt in het Nederlands uitgesproken als een p (ik hep) en de d als een t (ik hat). Het Nederlands staat daar zeker niet alleen in: ook het Catalaans, het Duits, het Pools en het Russisch en nog tal van andere talen doen dat.
Wat er technisch gebeurt is: je laat je stembanden niet meer trillen tijdens het uitspreken van die slotmedeklinker. Dat maakt precies het verschil uit: een t maak je op dezelfde plaats in de mond als de d, een p als de b – alleen trillen je stembanden niet. (Je kunt dat zelf voelen door je vinger op je strot te leggen terwijl je die klanken uitspreekt.)
Verscherping heet dit verschijnsel, en hoewel het misschien maar iets kleins is, fascineert het mij. Er blijken allerlei aspecten aan te zitten die ons een inkijkje bieden in hoe taal eigenlijk werkt.
Zo staat er nu weer een artikel in het nieuwe nummer van het Journal of Phonetics over het verschijnsel (hier is een gratis preprint).
Lees verder >>
Oude arme mensen hebben een vreselijk accent
Leven is oordelen. De hele dag is de mens bezig om zo’n beetje alle aspecten van andere mensen aan esthetische keuring te onderwerpen: hun kleding, hun haardracht, hun nieuwe tas, hun kinderen, hun auto. En ook hun taal. Wie spreekt er mooi Nederlands? Hoe kun je dat bepalen? Wat voor criteria gebruiken mensen in het dagelijks leven?
Een wetenschappelijk artikel dat ‘De schoonheid van taal‘ heet, dat kan een mens niet lang ongelezen laten. Het is geschreven door Britt Latour, Roeland van Hout en Stefan Grondelaers. staat in het nieuwste nummer van Taal en Tongval.
Uit hun onderzoek blijkt dat Nederlanders uit alle regio’s het wel zo’n beetje eens zijn over wat er mooi Nederlands is: de manier waarop hartelijke, hoogopgeleide leidinggevenden spreken.
Lees verder >>
Recente reacties