Hoe klein, hoe bitter en verstoken
Van deemoed blijft het woord waar deze wijs op gaat
Hoe blijft elk bij zijn eigen leed gedoken
En keert naar aardes woon het zingende gelaat.
En al dit smeken, heel dit ziek gebed
Is armelijk van verlangst om eigen baat
En meet uw grootheid naar de eigen maat
En deinst voor de erkenning van de wet,
Een ogenblik onthuld, als in de bliksemvlagen
De openbaring van een wijde streek,
Brandende in ’t bevreesde hart geslagen
En die weer voor de trage smarten week.
Vergeef het lied, vergeef het blinde leed
Hoe vaak het in de woorden komt gestegen.
Haar voeten waren smal en snel, gij weet
Hoe mij te moede is, op de bekende wegen.
J.W.F. Werumeus Buning (1891-1959)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter