Haydngedichten (II)
Strijkkwartet opus 3, nr. 5, deel II
De stilte, die er schuilt
in de okseltjes waar berkeblad zich met de twijg
mee kon verbonden weten, zou ik rond je ogen willen zien,
nu de juiste zon als een rosse kat de kamer door
glijdt, en mijn binnenste verrast maar teder
de vormen aanneemt van dit lied.
Luister, en ik weet dat elke toon –
als een blaadje aan een boom, dat boven zich
een extra, lichter blad: de glans, te dragen heeft, –
in alle kalmte, zonder haast, zijn plaats bereiken zal;
zal afdalen langs de diepten van je oor, en zo
de rust op je ogen wijzigen zal, verzachten, zal verscherpen,
zoals de zon, voor hij verzinkt,
een frêle boom doet glanzen, en met schaduw vult,
alsof in licht en duisternis onhoorbaar snikken lag,
dat in weemoedig glimlachen overgaat, zoals
dat alleen het diepst geheim nog éven uitstelt,
nog in droefheid éven glimlacht tot de avond komt.
De avond valt.
Pé Hawinkels (1942-1977)
uit: Het uiterlijk van de Rolling Stones (1969)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
DirkJan zegt
VRIJMIBO
Kâp nâh es effe lekkâh met die vieze gore groentesapjes
Ik wil gâhdgeil-eerlijk-blankschuimend bieâh en geen grapjes!
Ik wil ’n bittâhballetje, hete vlammetjes, kaasflapjes
En geen vegetariese coronavrije neus- en mondhapjes!
Dirk H.
http://www.dejongenskamer.nl/varia99.htm#vrij
(Zie ik zo bleek dan?)
– DJ –