• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Morgen wordt onweer verwacht

19 juli 2020 door Henk Wolf 10 Reacties

Door Henk Wolf



Ook slimme, talige mensen foeteren weleens op andermans taalgebruik. En ook zulken slaan weleens buiten. Zo meldde een bevriende vertaler zich kortgeleden met een klacht over een zin uit de krant bij me. Daar stond in:
.
  • Morgen wordt onweer verwacht.

Dat was toch wel erg slordig van de krant, vond hij. Ik begreep niet waar het probleem moest zitten. Onnodige lijdende vorm, misschien? Of had ie er het presentatieve woordje er bij gewild?

“Ik wil niet weten wat er morgen wordt verwacht. Ik wil weten wat er nu wordt verwacht voor morgen”, was zijn toelichting. Volgens hem kon de zin niet de voor iedereen logische betekenis krijgen als morgen zonder het voorzetsel voor werd gebruikt.

Nou wil ik over niemands taalgevoel oordelen. Het kan best dat mijn vriend werkelijk dat taalgevoel heeft. Algemeen is dat alleen niet. En ik vermoed dat ie ook net wat te veel redenatie op z’n taal loslaat.

Natuurlijk kan ‘morgen wordt onweer verwacht’ betekenen dat er morgen iemand is die verwacht dat het overmorgen gaat onweren. Maar daarnaast kan de zin ook heel goed betekenen dat er nu iemand is die verwacht dat het morgen gaat onweren. In principe is de zin ambigu. Onze kennis van de wereld en de context waarin de zin wordt gebruikt (bijvoorbeeld die van het weerbericht in de krant) zorgen er dan wel voor dat de zin wordt gedesambigueerd en er één betekenis overblijft.

Dat ‘morgen wordt onweer verwacht’ ook de logische betekenis kan hebben, is makkelijk te laten zien als je begrijpt hoe de zin in elkaar zit. Die vormt de lijdende vorm van het bedrijvende ‘morgen verwachten we onweer’ (of een ander zinsonderwerp dan ‘we’). In die zin is sprake van topicalisatie – het vooropplaatsen van iets anders dan het onderwerp. De neutraalste variant van de zin is ‘we verwachten morgen onweer’.

Morgen is een bijwoordelijke bepaling van tijd, maar niet bij verwachten. Op de vraag waar morgen bij hoort, wat er morgen gebeurt, is het antwoord zoiets als ‘dat er onweer komt’. Alleen staat die bijzin niet letterlijk in de zin: alleen het ‘onderwerp’ onweer en de bijwoordelijke bepaling morgen zijn te vinden.

De hele zin wordt gevormd door een hoofdzin met daarin een lijdend voorwerp dat net geen bijzin is. Zo’n net-niet-zin noemen we een small clause. De hoofdzin is ‘we verwachten [LIJDEND VOORWERP]’ en dat [LIJDEND VOORWERP] is dan de small clause ‘onweer (komt) morgen’. Het werkwoord daarin wordt niet uitgesproken, maar het is zoiets als ‘komen’. In een schemaatje:

  • we verwachten [regen (komt) morgen]

Uit zo’n small clause kun je prima allerlei bijwoordelijke bepalingen halen en die helemaal voorop zetten. Hoofdzin en bijzin lopen dan wat chaotisch door elkaar heen. De vakterm daarvoor is zinsvervlechting. Een paar voorbeeldjes om dat te illustreren:

  • Boven Den Haag verwachten we onweer.
  • Uit die bewolking verwachten we onweer.
  • Na dat zomerse weer verwachten we onweer.

Die zinnen kunnen zonder bezwaar van bedrijvend naar lijdend worden omgezet:

  • Boven Den Haag wordt onweer verwacht.
  • Uit die bewolking wordt onweer verwacht.
  • Na dat zomerse weer wordt onweer verwacht.

Niemand zal een van de bovenstaande zinnen lezen alsof het eerste zinsdeel een bepaling in de hoofdzin is, waarbij de weersverwachters zelf boven Den Haag hangen, uit die bewolking komen of hun verwachting uitstellen tot na het zomerse weer. En wat voor die bepalingen geldt, geldt natuurlijk ook voor morgen.

Je kunt dat op nog een manier laten zien, namelijk door een tijdsbepaling toe te voegen die wel duidelijk bij de hoofdzin hoort. Zou morgen zelf een bepaling in de hoofdzin zijn, dan zou zo’n dubbele tijdsbepaling niet kunnen. De volgende zin kan echter prima en hij is ook niet meer ambigu:

  • Morgen verwachten we nu nog onweer(, maar vanmiddag kan dat anders zijn).

Of in de lijdende vorm:

  • Morgen wordt er nu nog onweer verwacht(, maar vanmiddag kan dat anders zijn).

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel

Lees Interacties

Reacties

  1. Joke Overbruggen zegt

    19 juli 2020 om 17:35

    Voorlopig wordt er geen onweer verwacht

    Beantwoorden
    • Harry Reintjes zegt

      19 juli 2020 om 19:17

      vergeet morgen niet de olie te peilen?
      vergeet niet morgen de olie te peilen?

      Beantwoorden
  2. Peter Nieuwenhuijsen zegt

    21 juli 2020 om 17:02

    Je zou dit als een pleidooi tegen traditionele / schoolgrammatica kunnen gebruiken. Althans, ik denk niet dat een schoolboek het zou aandurven ‘morgen onweer’ aan te wijzen als onderwerp van ‘wordt verwacht’.

    Beantwoorden
  3. Ad Welschen zegt

    21 juli 2020 om 17:56

    Heel zwaarwegend lijkt me dat pleidooi niet te zijn. Het verschil met de schoolgrammatica is hier nog wel te overbruggen. Zo is in ‘Van dat boek heb ik de helft gelezen’ ‘van dat boek’ geen bijwoordelijke bepaling van beperking (bij ‘heb gelezen’), maar een bijvoeglijke voor/nabepaling bij ‘de helft’ die verzelfstandigd vooropgeplaatst is. Je hoeft alleen maar af te vragen ‘waar is het precies een bepaling bij ?’ Analoog daaraan moet ‘morgen’ beschouwd worden als een bepaling bij ‘onweer’ en niet bij ‘wordt verwacht’. Dat dit ‘morgen’ hier dan geen echte bijvoeglijke bepaling is bij ‘onweer’, kun je expliciteren met behulp van een onderwerpszin, bijvoorbeeld als: ‘Dat er morgen onweer is, wordt [al dagenlang] verwacht ‘. Vervolgens kun je zo’n zin weer je ombouwen/vervolledigen met een voorlopig onderwerp: ‘Er wordt verwacht dat er morgen onweer is.’ Niet voor niets hanteert ook de schoolgrammatica het begrip ‘beknopte bijzin’. Maar ik zou zo’n zin inderdaad niet graag binnen de schoolgrammatica aan de leerlingen voorzetten.

    Beantwoorden
    • nieuwenhuijsen zegt

      21 juli 2020 om 20:37

      Ik zie dit vooral als een ad-structie van mijn punt, Ad.

      Beantwoorden
      • Ad Welschen zegt

        22 juli 2020 om 01:12

        Ja, maar je hebt geen andere dan de traditionele grammatica nodig om een uiting als “Brand!” te kunnen ontleden als ”Er is brand!”. De schoolgrammatica mag best met verzwegen elementen werken.

        Beantwoorden
  4. Ad Welschen zegt

    21 juli 2020 om 17:59

    De lezer gelieve mijn twee typo’s hierboven even voor lief te nemen. Dank!

    Beantwoorden
  5. Harry Reintjes zegt

    22 juli 2020 om 01:11

    Stilstaan bij, nadenken over, bespreken van dergelijke dubieuze constructies lijkt mij voor docenten en studenten zeer aan te bevelen. Niet blijven bij “de boodschap is toch duidelijk?!?!”, Zo’n laatste uitspraak leidt tot slordig, foutief taalgebruik en uiteindelijk tot desinteresse (want alles is toch goed, als ze me maar begrijpen), zo is mijn ervaring.

    Beantwoorden
  6. Ad Welschen zegt

    22 juli 2020 om 13:57

    Ik vergat nog te zeggen dat (a) ‘Voor morgen wordt onweer verwacht’ qua constructie niet equivalent is aan (b) ‘Morgen wordt onweer verwacht’.

    — In (a) is ‘voor morgen’ een zinsbepaling met een beperkende waarde: “wat morgen betreft”, “met betrekking tot morgen”, in de volgzin eventueel aan te vullen met ‘dan’.

    — In (b) vinden we een verkorte versie van:

    (b’) ‘Er wordt verwacht dat er morgen onweer is/komt’.

    Het is een subtiel verschil, maar dat is hier juist het leuke.

    Beantwoorden
    • Ad Welschen zegt

      24 juli 2020 om 12:20

      Er is nog een kleine finesse.

      Weermannen en -vrouwen op de televisie zullen vaak noch de formulering:
      (a) ‘Voor morgen wordt onweer verwacht’
      hanteren, noch de formulering:
      (b) ‘Morgen wordt onweer verwacht’,
      maar zij zullen veelal de voorkeur geven aan:
      (c) ‘Morgen, dan wordt er onweer verwacht’.
      Deze laatste constructie lijkt wel een kruising, een vermenging van (a) en (b). Is dat een probleem voor onze hierboven gegeven analyse? Nee, niet echt. Uit de toevoeging van het anafore element ‘dan’ immers blijkt dat in (c) de tijdsbepaling ‘morgen’ eerst is losgemaakt uit het zinsverband als bij (b) ‘Morgen wordt onweer verwacht’, en dat het vervolgens, doordat het nu in de aanloop van de zin is geplaatst, op een vergelijkbare wijze kan gaan functioneren als de zinsbepaling ‘voor morgen’ in (a).

      Beantwoorden

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Willem Bilderdijk • Het Spaansch en ’t Fransch

Maar weg met u, ô spraak van bastertklanken,
Waarin hyeen en valsche schakals janken;
Verloochnares van afkomst en geslacht,
Gevormd voor spot die met de waarheid lacht

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

IN DROOM

In een bladstille droom
hoorde ik kreunen op de weg.
Mijn vader sprong op
uit zijn stoel bij het raam –
wij waakten die nacht –,
snelde de tuin door, ik ook.

Het licht van de maan
omrandde met scherpe glanzen
boomstronken, een wagenschot,
de struiken, ieder blad.
Ik zelf lag daar in het donker
in de regen languit op het pad.

Bron: Tirade, november-december 1959

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

23 mei 2025: Nijmegen taalhoofdstad

23 mei 2025: Nijmegen taalhoofdstad

16 mei 2025

➔ Lees meer
26 mei 2025: Nederlands Centraal

26 mei 2025: Nederlands Centraal

7 mei 2025

➔ Lees meer
9 mei 2025: een avond over patiëntenliteratuur in Perdu

9 mei 2025: een avond over patiëntenliteratuur in Perdu

7 mei 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1891 Jef Leenen
sterfdag
1940 Jacob Hiegentlich
1947 Jacobus Heinsius
2022 Thijs Pollmann
➔ Neerlandicikalender

Media

Verschenen: Romanreuzen

Verschenen: Romanreuzen

15 mei 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
25. alkalommal rendezték meg a Magyarországi Néderlandisztika Napját

25. alkalommal rendezték meg a Magyarországi Néderlandisztika Napját

15 mei 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De Vliegende Hollander. De Mythe bij Gerard Reve, Jef Last en Louis Ferron

De Vliegende Hollander. De Mythe bij Gerard Reve, Jef Last en Louis Ferron

12 mei 2025 Door Redactie Neerlandistiek 1 Reactie

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d