• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Alles over met mest bedekte plaggenhutten en esdoornbossen

1 januari 2020 door Marc van Oostendorp 6 Reacties

Er zijn allerlei obstakels voor de studie van de vroege middeleeuwen in de Lage Landen. Stenen huizen werden niet of nauwelijks gebouwd, dus van de architectuur is weinig meer over. Bijna alles is verzonken in de drassige grond. Maar gelukkig hebben we de namen nog.

In zijn indrukwekkende studie Lo, donk, horst laat Jozef van Loon zien hoeveel historische informatie er te halen valt uit zorgvuldige studie van de etymologie van de talrijke plaatsnamen in de Lage Landen die de in de titel genoemde elementen bevatten. Want wat is een lo? En wat een donk of een horst?

Niemand weet het precies en alleen al de ambitie om nu eindelijk eens duidelijkheid te scheppen in deze kwestie die humanisten vijfhonderd jaar geleden al bezighield, is te prijzen. Maar Van Loon laat daarnaast zien dat al dat filologisch-naamkundige werk ons ook echt een inkijkje biedt in de geschiedenis van de vroege middeleeuwen.

In de tweede helft van de twintigste eeuw werden zulke oude termen het liefst liefst herleid tot door de natuur bepaald landschap: het lo was grofweg een bos en een donk een verhoging in een rivierenlandschap, een ‘rivierduin’ (horst speelt een wat minder belangrijke rol in het betoog). De gedachte dat zulke termen ons iets zouden kunnen zeggen over de leefgewoonten of de cultuur van de Germaanse stammen, raakte na de Tweede Wereldoorlog taboe.

Van Loon laat zien dat het de moeite waard is zulke taboes te doorbreken: dat de natuurhypothese te veel namen onverklaard laat, en dat nauwkeurige analyse van het namenbestand ook iets anders oplevert: zowel lo als donk verwijzen wel degelijk, in ieder geval oorspronkelijk, naar cultuurverschijnselen: lo zou specifiek gaan over door mensen aangelegde bossen en donk zou verwijzen naar (half)ondergronds aangelegde, met mest overdekte plaggenhutten.

De argumentatie is daarbij steeds interessant. Van Loon paart een fenomenale eruditie met de durf om af en toe een sprong te wagen. Op zijn hypothese over lo komt hij vooral door de observatie dat de esdoorn (aar) alleen namen opleverde met lo (Aarslo, Aarsel) en niet met andere woorden voor bossen zoals –busk, -hard, -hout, –laar, –vorst of –wald. Andere bomennamen konden wel met allerlei achtervoegsels worden gecombineerd: de linde leverde onder andere Lillo en Lindehout op, de eik Eeklo en Eekhour, de esp Espelo en Espelare.

De reden daarvoor is volgens Van Loon dat de esdoorn een typische cultuurboom is, die niet zo makkelijk zomaar wortel schiet, maar die wel allerlei begerenswaardige eigenschappen heeft: van het hout kun je muziekinstrumenten maken en met zijn vele takken en bladeren biedt hij veel bescherming en is geschikt voor heggen. Verschillende esdoornsoorten worden nog steeds veel gebruikt in stadsparken.

Voor de donk kun je volgens Van Loon nog verder teruggaan. Plinius en Tacitus beschreven al hoe in noordelijke streken, de onze, ondergrondse weefateliers, bergruimtes en woningen werden gebruikt. Dat de daken met dierenmest werden bestreken (Engels dung, Duits Dünger) is ook bekend en kan de naam beter verklaren dan alle pogingen om ervan uit te gaan dat die donken natuurlijke rivierheuvels waren.

Zowel donk als lo hebben in de loop van de tijd allerlei betekenisveranderingen ondergaan. Al in de latere middeleeuwen werden het archaïsche namen, en als zodanig van toepassing op steeds luxueuzere bestemmingen. Met name de donk werd door de modegevoelige adel geadopteerd als een term voor hun eigen aan rivieren gelegen uitspanningen.

Dit soort redeneringen laten zien hoe vruchtbaar gedetailleerde historische kennis – wat voor bomen werden waarvoor gebruikt? hoe ging de adel om met namen? – kan zijn voor de naamkunde. In het laatste hoofdstuk laat Van Loon omgekeerd zien hoe de nieuw verworven naamkundige inzichten kunnen helpen de vroegste geschiedenis van een Vlaamse stad als Gent opnieuw te interpreteren, met name het leven van de zevene-eeuwse heilige Bavo, de latere schutspatroon van de stad, die een kluis had in Mendonk.

Voor het werk van Van Loon kun je alleen maar grote eerbied hebben: zo’n wijde belezenheid in zo’n grote hoeveelheid onderwerpen, gepaard met de durf om uit al dat materiaal originele conclusies te trekken – ik ken weinig geleerden die dat allemaal in huis hebben. Het is de enige manier om uit iets zo ogenschijnlijk kleins – de etymologie van drie naamsuffixen – zoveel inzicht te verwerven.

Ik neem mijn hoed daarvoor af.

Jozef van Loon. Lo, donk, horst. Taalkunde als sleutel tot de vroege middeleeuwen. Gent: KANTL., 2017. Bestelinformatie bij de uitgever.

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel, Naamkunde Tags: plaatsnamen

Lees Interacties

Reacties

  1. Jona Lendering zegt

    1 januari 2020 om 10:31

    Besteld. Dit MOET ik gewoon lezen.

    Beantwoorden
  2. Olivier van Renswoude zegt

    2 januari 2020 om 11:39

    Mooi boek inderdaad, al was ik verbaasd hoe gemakkelijk Van Loon nimid ‘bosheiligdom’ (in de indiculus superstitiōnum et pāgāniārum) als een Keltisch woord opzijzet.

    Overigens, in bovenstaande bespreking staat een keer elsdoorn in stede van esdoorn.

    Beantwoorden
  3. Peter Nieuwenhuijsen zegt

    2 januari 2020 om 12:06

    “dierenmest […] (Engels dung, Duits Dünger)” Friestaligen zullen dit rijtje onmiddellijk aanvullen met “Fries: dong”. Zijn er in Friesland of in het voormalige Friestalige gebied veel plaatsnamen op -donk? Mijn indruk is van niet. Werd de plaggenhut in dit gebied dan met iets anders bestreken?

    Beantwoorden
    • Marc van Oostendorp zegt

      2 januari 2020 om 14:09

      In zekere zin zijn de huidige grenzen van Friesland / het Friese taalgebied natuurlijk irrelevant, want in de vroege middeleeuwen werd er over een veel groter gebied een vroege vorm van Fries gesproken. Maar belangrijker nog is dat die vorm kennelijk gewoon algemeen West-Germaans was. Dat het Fries (net als het Engels) die vorm behouden heeft, betekent niet dat je dus verwacht dat ook de plaatsnaam daar vaker voorkomt.

      Beantwoorden
      • Peter Nieuwenhuijsen zegt

        10 januari 2020 om 23:24

        Ik zei ‘het voormálige Friestalige gebied’, maar verder akkoord.

        Beantwoorden
  4. lottifuehrscheim zegt

    10 januari 2020 om 21:32

    Groningen kende de Pishorn en de Donghorn, bochten in de Aa ten Zuidwesten en Noordwesten van de stad. Maar hoewel ‘pis’ hier waarschijnlijk wel met nattigheid te maken had, was ‘dong’ afgeleid van de naam Doede of Dodo, al dacht het volk daar anders over.

    Beantwoorden

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Jan van Harten • Boeket

Na zijn heengaan bleef mijn moeder
goed verzorgd achter. Soms was ze druk
bezig om losse gedichten van mij
te lezen om ze daarna te verscheuren.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

FATUM

De hond drinkt uit zijn spiegelbeeld
het hele plasje leeg.
 

Bron: Barbarber, december 1967

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

31 oktober 2025: Nedersaksisch symposium

31 oktober 2025: Nedersaksisch symposium

23 mei 2025

➔ Lees meer
26 mei 2025: promotie Viorica Van der Roest

26 mei 2025: promotie Viorica Van der Roest

22 mei 2025

➔ Lees meer
25 mei & 21 juni 2025: Leidse Zang voor Kerk en Kroeg

25 mei & 21 juni 2025: Leidse Zang voor Kerk en Kroeg

21 mei 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1920 Cyriel Moeyaert
➔ Neerlandicikalender

Media

Memory, War and Translation

Memory, War and Translation

22 mei 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Van Hogwarts naar Zweinstein

Van Hogwarts naar Zweinstein

20 mei 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Verschenen: Romanreuzen

Verschenen: Romanreuzen

15 mei 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d