Door Cor S.M. Rademaker
Op 4 maart 2016 overleed in Amsterdam Pierre Tuynman. Dankbaar moesten we afscheid nemen van een indrukwekkende persoonlijkheid.
Jeugd en studiejaren 1929-1961
Pierre Tuynman werd geboren op 17 mei 1929 in Neuilly-Plaisance in Frankrijk, als zoon van de architect Gerardus Willem Tuynman en Helena Jacoba Verhoeven.
Het gezin Tuynman kwam vóór de oorlog naar Nederland. Pierre bezocht lagere scholen in Hilversum en Aerdenhout, en gymnasia in Haarlem en Deventer. Na de oorlog was hij anderhalf jaar oorlogsvrijwilliger, maar hij vroeg en kreeg ontslag als felle tegenstander van het militair ingrijpen in Indonesia, de politionele acties. In 1947 deed hij met succes eindexamen als leerling van het Amsterdamse Barlaeusgymnasium.
Aan de Amsterdamse Gemeente-Universiteit studeerde Tuynman in de jaren 1947-1949 rechten, maar in 1951 ging hij daar Nederlands en geschiedenis studeren, met als bijvakken klassiek Latijn, fonetiek, Italiaans, Roemeens en krijgsgeschiedenis. Op 16 december 1956 deed hij kandidaatsexamen. Daarna gaf hij aan praekandidaten colleges Gotisch, historische grammatica en geschiedenis van de Nederlandse taal.
Tuynman was toen ook enige tijd assistent van het Dialectenbureau van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en leverde bijdragen voor de Taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland. Hij schreef een doctoraalscriptie Verkenningen rond Vondels ‘Zungchin’. In mei 1961 deed Tuynman cum laude doctoraal examen Nederlands, met als nevenvakken geschiedenis en klassiek Latijn.
Instituut voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 1961-1970
Op 15 juni 1961 werd Pierre Tuynman aangesteld als medewerker van het Instituut voor Neerlandistiek van de Amsterdamse Gemeente-Universiteit. Zijn onderwijsopdracht was tekstkritiek, tekstinterpretatie en manuscriptologie. Een universitaire werkomgeving met veel mogelijkheden. Tuynman was inmiddels getrouwd en met zijn vrouw Ali kreeg hij in de jaren 1956-1968 de zonen Gijs en Dirk en de dochters Jet en Lot.
Tuynman begon zijn werk op het instituut met een interessant project. Hoogleraar Hellinga vond tussen de papieren van de late humanist Gerardus Joannes Vossius (1577-1649) een klein uitleenboekje met namen van boekenleners en titels van uitgeleende boeken. Met zijn studenten heeft Tuynman titels en leners thuisgebracht. Een van hen was Vondel die boeken leende voor zijn treurspel Lucifer. Met Hellinga en de Vossius-studax Cor Rademaker heeft Tuynman toen een facsimile-editie van het uitleenboekje gemaakt, en er kwam een tentoonstelling ‘Waar Vondel boeken leende’.
Instituut voor Neofilologie en Neo-Latijn 1970-1981
Rond 1970 bleek de tijd rijp voor een gespecialiseerd instituut voor de bestudering van het Nederlandse humanisme van de 16e en 17e eeuw. Zo kwam het Amsterdamse universitaire Instituut voor Neofilologie en Neo-Latijn tot stand, in feite opgericht door Hellinga en Tuynman. Vanaf 1971 werkten daar ook de classicus Frans Blok, de boekspecialisten Paul Schuurman en Lotte Hellinga, en de historicus en theoloog Cor Rademaker, naast jongere assistenten als Gerdien Kuiper, Koert van der Horst en Rob Eekhout. Voor ontvangst en bibliotheek zorgden in het riante pand aan de Keizersgracht Gon Sluis en Piet Bruin.
Op het instituut had Tuynman de feitelijke leiding van de gewone gang van zaken. Daarbij was er, naast onderwijs, ruim gelegenheid voor onderzoek en documentatie op het vakgebied. Medewerkers echter hadden soms ook een flink aandeel in het bestuur van de faculteit. Daarnaast was er eveneens op breder vlak bestuurlijk en organisatorisch het nodige te doen. Zo organiseerde het instituut in augustus 1973 een internationaal congres voor Neo-Latijnse studies. Toen werd de ‘International Association for Neo-Latin Studies’ opgericht, waarvan Tuynman tot 1982 de secretaris was.
Een groot project was in 1972 de anastatische heruitgave van P.C. Hoofts Alle de werken 1611-1738. Dat bracht voor het instituut in dat vóór-computer-tijdperk nog veel knip- en plakwerk mee. Tuynman had daarbij deel I met de ‘Verspreide Gedichten’ voor zijn rekening genomen, plus de ‘Aanvullingen’ in deel IX. In 1973 werd Tuynman in een besloten sessie in de senaatskamer door professor Hellinga gepromoveerd na de verdediging van zijn thesis Bijdragen tot de P.C. Hooft-filologie.
Andere belangrijke publicaties van Tuynman, vaak van hem samen met anderen, waren in deze jaren nog andere Hooft-studies, zoals de editie van P.C. Hooft, deez vermaarde man van Brandt en Anslo, Hoofts gedichten voor Huygens en sonnetten, en Reden vande Waerdicheit der Poesie. Publicaties over andere onderwerpen waren: studies over Petrus Scriverius, Erasmus’ functionele retorica, humanisme en Neo-Latijnse poëzie in de Nederlanden, en een geruchtmakende recensie van de humanistenbibliografie van de Belgische hoogleraren Gerlo en Vervliet.
Een heel belangrijk aspect van Tuynmans werk in Amsterdam was zijn niet aflatende intense hulp aan studenten en promovendi. Zijn bevlogenheid als vakman en zijn meesterschap als filoloog gecombineerd met zijn enorme kennis van de klassieke letterkunde en retorica, maakten zijn werkcolleges tot een unieke leerschool voor zijn studenten. Hij vroeg veel van hen, begeleidde ze ook intensief. Een aantal van hen stond hij met raad en daad bij tijdens hun promotieproject, en van Arthur Eyffinger, Kees Meerhoff en Marc van der Poel was hij in 1981, 1986 en 1987 de hoofdbegeleider.
Wat Tuynman ook bijzonder ter harte ging was de opbouw van een instituutsbibliotheek voor het bestuderen van het humanisme in al zijn facetten. Daar stonden bij elkaar tekstedities, studies en naslagwerken die in andere bibliotheken verspreid waren over verschillende afdelingen en disciplines. Het ging Tuynman later erg aan het hart dat bij de sluiting van het instituut die uniek samengestelde bibliotheek werd verspreid.
De moeilijke jaren 1981-1994
Tuynman kreeg, net als veel collegae, steeds meer moeite met het moderne universitaire bestel. Voor het instituut begonnen de problemen al enigszins toen twee medewerkers vertrokken: Blok ging met pensioen en Rademaker ging voor zijn missiecongregatie pastoraal en bestuurlijk werk doen. Hoogleraar Hellinga zou met emeritaat gaan, en voor bijna alle medewerkers stond vast dat Tuynman de nieuwe hoogleraar moest worden. Hij is ook officieel voorgedragen als hoogleraar, maar door een kabinetscrisis kwam er geen ministeriële ondertekening, zodat de voordracht niet effectief werd. De vakgroep kreeg geen nieuwe hoogleraar meer.
In deze jaren 1981-1994 was Tuynman vooral bezig met de studie van de dichters Hooft en Secundus. Over de eerste publiceerde hij ‘De Const van Rhetorike en Hoofts vroege poëzie’. In 1994 verscheen de prachtige tekstuitgave van Hoofts Lyrische poëzie, een publicatie van Tuynman en Gerrold van der Stroom.
Ook de dichter Secundus kreeg veel aandacht. In De Kunst van Janus Secundus van J.P. Guépin, Amsterdam 1991, stond ook een groot essay van Tuynman.
In de jaren zestig van de vorige eeuw zag Tuynman de toekomst van het Amsterdamse instituut nog met vertrouwen tegemoet. Maar moderne modieuze ‘wetenschappen’ kregen nu de grotere aantallen studenten en dus het academische geld. Tuynmans instituut verhuisde eerst naar een pand naast het Maagdenhuis. Daar bleef het nog enkele jaren bestaan, maar tenslotte werd het instituut gedegradeerd tot een afdeling Neo-Latijn van het instituut voor klassiek Latijn. Daar heeft Tuynman nog even op een klein kamertje doorgewerkt, tot hij in 1994 gepensioneerd werd.
Werkend tot het einde 1994-2016
Ook na zijn pensionering bleef Tuynman rustig doorwerken. Het vergaderwerk werd minder, maar sommige instituten mochten blijvend rekenen op zijn belangstelling, zoals b.v. de in 1988 opgerichte Stichting Keijser, die zich toelegde op de geschiedenis van rammelaars en ratelinstrumenten in allerlei culturen. Er bleven echter ook diverse publicaties op de rol staan. Daaraan werkte hij veelal samen met jongere collegae als Marc van der Poel, Michiel Roscam Abbing en Gerrold van der Stroom. De publicaties van deze laatste periode gingen over diverse themata. Steeds bleef Tuynman werken op de van hem bekende manier: geconcentreerd, nooit tevreden met voorlopige resultaten, lezend en zoekend, papiertjes volschrijvend met z’n snelle notities.
Ook nu bleef de dichter Hooft hem weer bezighouden. Hij schreef het artikel ‘Hooft en de filosoof’en met Van der Poel de studie ‘Sarbievus, Hooft en Horatius’. In 1996 en 2000 leverde hij bijdragen aan studies van Guépin over Huygens en Secundus. Met Roscam Abbing werkte Tuynman aan studies over Rembrandt, Grotius en vooral over Scriverius. We wachten nu, na Tuynmans overlijden, nog op de grote publicatie van hem en Roscam Abbing, Petrus Scriverius Harlemensis (1576-1660). A Key to the Correspondence.
Toen in 2014 Tuynman 85 jaar werd, had hij al enige tijd problemen met zijn gezondheid. Hij bleef echter doorwerken aan de projecten waarmee hij bezig was. Eind december 2015 werd hij echter opgenomen in het ziekenhuis, met een zware longaandoening. Er kwam nog even wat verbetering, een korte periode waarin nog van alles door de patiënt werd geregeld. Begin maart 2016 lag Tuynman echter weer in het ziekenhuis. Na op indrukwekkende wijze afscheid genomen te hebben van vrouw en kinderen, is Pierre Tuynman op 4 maart overleden. Op 11 maart hebben we met een klein intiem gezelschap in het uitvaartcentrum De Nieuwe Ooster in Amsterdam afscheid van hem genomen
Pierre Tuynman
Tuynmans meesterschap als filoloog, gecombineerd met zijn enorme kennis van de klassieke letterkunde en retorica, maakten hem tot een unieke docent. Hij was altijd buitengewoon behulpzaam, gul met ideeën en vondsten, maar ook veeleisend. Hij had veel te bieden, en hij bood dat ook graag aan. In de gesprekken die je met hem had, wist hij je te boeien en vaak te overtuigen. Een jongere collega schreef: Hij was een inspirerende en bevlogen leermeester. Hij wist bij zijn compromisloze kritiek een zeldzame veeleisendheid te koppelen aan een uitzonderlijke hartelijkheid, wat maakte dat hij vaak veel plezier had met zijn ‘leerlingen’.
Wat heeft deze indrukwekkende persoonlijkheid veel aan anderen gegeven, en veel mogen betekenen voor zijn dierbaar vakgebied!
C.J.M.Molenaar zegt
Tijdens mijn studie Nederlands heb ik veel contact met Pierre Tuynman gehad. Hij was een inspirerende docent