Door Marc van Oostendorp
Hoe zou een ideale Taalunie eruit zien? Stel dat we de talloze vreugdeloze bladzijden van de afgelopen jaren zouden kunnen omslaan, stel dat we helemaal opnieuw mochten beginnen om een ideale organisatie op te zetten die het taal- en letterenbeleid voor Nederland en Vlaanderen (en Suriname) mocht leiden – hoe zou die organisatie er dan uit moeten zien?
De commissie die de Taalunie onderzocht en die onlangs met een zeer kritisch rapport kwam, beveelt aan om terug te gaan naar het Taalunie-verdrag van 1980: alle aangekoekte stoflagen wegzwabberen en weer gaan doen waar de Taalunie oorspronkelijk is opgericht.
Essentie
Dat is een goed idee, al moeten misschien her en daar wat rare zinnetjes worden weggepoetst. Zo zegt het verdrag oorspronkelijk: ‘De Verdragsluitende Partijen gaan onder meer de verbintenis aan de spelling en de spraakkunst van de Nederlandse taal gemeenschappelijk te bepalen.’ Van het vaststellen van ‘de spraakkunst’ van het Nederlands is het gelukkig nooit gekomen, en de Taalunie beweert zelfs af en toe dat dit helemaal haar opdracht niet is. Dat klopt dus eigenlijk niet, maar het verdrag zou ook maar moeten worden aangepast: de grammatica van een taal valt nu eenmaal niet vast te stellen, althans, er is mij geen taal bekend met een succesvol vastgestelde grammatica.
Maar de essentie lijkt me goed. En die betekent dat de Taalunie saaier moet worden dan ze nu is.
Geld rapen
Vooral de afgelopen jaren heeft de Taalunie er van alles aan gedaan om ‘zichtbaarder’ te worden ‘in het debat’. Eerst werd Algemeen Secretaris Geert Joris allerwegen naar voren geschoven om bijvoorbeeld in columns in het duurbetaalde Taalunie:bericht zijn zegje te doen over taal en letteren – onderwerpen waarvan hij ruimhartig toegaf er niet echt een expert in te zijn. Sinds hij onder vuur kwam, is hij zelf niet meer te zien, maar zijn het enkele medewerkers die wel te zien zijn.
Die zichtbaarheid gaat vaak ten koste van maatschappelijke partijen die op eigen kosten, dus zonder eindeloze subsidiebronnen, hetzelfde veel beter doen. Taalunie:bericht concurreert bijvoorbeeld als uitgave van de overheid schaamteloos met uitgaven als het Nederlandse Onze Taal en het Vlaamse Over taal. Allebei die uitgaven zijn leuker en interessanter dan Taalunie:bericht, maar ze moeten wel zelf hun geld bij elkaar rapen.
Obscuur
Beter zou het zijn, in een ideale, nee zelfs, in een normale wereld, als de overheid zijn onderdanen geen concurrentie aandoet, maar steunt in het eigen werk. Als de genoemde uitgaven (en andere, voor zover die er zijn), worden geholpen hun werk goed te doen.
Dat geldt zelfs voor uitgaven waar geen rechtstreekse concurrent voor is. Neem de ook al geheel en al door de Nederlandse en Vlaamse overheid via de Taalunie gesponsorde website voor jongeren, Taalhelden. Als je die website bekijkt, schrik je: er staan op dit moment (half 2016) nog prominente berichten op over ‘het beste boek van 2015′ die bovendien verbluffend weinig bekeken zijn (dat bericht slechts 485 keer – zo’n beetje het aantal dat een matig populaire aankondiging voor een obscuur evenement op Neerlandistiek haalt in de loop der tijd).
Roulerend
Dat geld had dus beter gegeven kunnen worden aan een organisatie die er echt een leuke, interactieve website voor jongeren van had kunnen maken. (Taalhelden is bovendien niet het eerste mislukte initiatief in deze richting; de Taalunie had eerder het volkomen roemloos ten onder gegane De Wereld van de Nederlandse Taal.)
Wat de Taalunie zou moeten doen, is niet dit soort malle initiatieven nemen. Er zouden daar op kantoor een paar mensen moeten werken, ambtenaren, die zorgen dat de subsidiegelden goed verdeeld worden en die controleren of het goed terecht komt. Wat mij betreft zouden de belangrijkste beslissingen daarbij niet door die ambtenaren moeten worden genomen maar, volgens het model van bijvoorbeeld NWO, door roulerende commissies van mensen die verstand hebben van een en ander. De ambtenaren zouden deze mensen ambtelijk moeten ondersteunen. Er werken bij de Taalunie gelukkig nog steeds genoeg degelijke mensen met hart voor de zaak die dat competent zouden doen.
Profileringsdrang
De reden dat de Taalunie dat niet doet, maar zich in plaats daarvan als een dolle wil profileren, zijn bekend. Ze worden daar door de (vooral Nederlandse) politiek toe gedwongen. De organisatie moet met alle geweld ‘zichtbaar’ zijn. Hoe onzinnig die wens is, blijkt als je beseft dat je de Taalunie eigenlijk het best kunt vergelijken met een afdeling van een ministerie – en qua omvang ook nog een kleine afdeling. Het is alsof je de afdeling groenvoorziening van Amsterdam gaat dwingen om ‘zichtbaar’ te zijn ‘in het debat’ over groen. Dat moet ze helemaal niet: ze moet zorgen dat er genoeg harken zijn.
De nieuwste uiting van deze onzinnige profileringsdrang is volgens veel Taalunie-watchers het nu al een tijdje aangekondigde grote rapport over het onderwijs, waar de Taalunie dit najaar mee zou komen.
Steuntje
Het onderwijs Nederlands is op dit moment een hot topic onder (ook weer, vooral Nederlandse) ambtenaren en semi-ambtenaren. Bijna iedereen houdt zich ermee bezig: de VSNU, het ministerie van OCW, de SLO en allerlei andere stichtingen. Het is volkomen overbodig dat er nóg een organisatie is die zich er óók mee gaat bemoeien. En toch is dat wat de Taalunie nu wil doen. Om zichtbaar te zijn in het debat.
Het lijkt mij grootscheepse verspilling van geld en energie – geld en energie die beter zouden kunnen worden ingezet om de talloze mensen die allang goed werk doen, maar daarbij best een steuntje in de rug van de overheid kunnen gebruiken, zo geruisloos mogelijk te helpen. Zonder daarbij zelf zichtbaarheid te eisen. Zonder daar allerlei eigen eisen aan te stellen.
Een perfectere Taalunie is vooral een saaiere.
DirkJan zegt
Het Taalunie Bericht is een gratis digitale uitgave, dus geen gedrukt blad als Onze Taal waar je voor moet betalen. Als de Taalunie zich niet richt op jongeren, wie doet dat dan wel? De meeste gelezen artikelen halen 2000 a 3000 views. Er is ook geen platform dat zich richt op de gewone taalliefhebber. De website van Neerlandistiek is voor de professional en wordt volgens mij ook niet heel veel gelezen, dat leid ik af aan het gering aantal reacties en aan het aantal views van video’s. Kortom er is juist genoeg te doen voor de Taalunie om de taal te populariseren. Voor het verdelen van subsidies heb je geen Taalunie nodig wel een om het Nederlands verder onder de aandacht te brengen. Dat dat een lastige opgave is mag duidelijk zijn: Nederlands is zo’n beetje het minst populaire vak onder jongeren op school, er wordt nauwelijks nog gelezen, enzovoorts. En de beste stuurlui staan aan wal.
Marc van Oostendorp zegt
U hebt geen idee waar u het over hebt. Het is wel erg naïef om te doen alsof een gratis digitale uitgave niet concurreert met een gedrukt blad. Verder zou u mij eens moeten uitleggen waarom ‘de taal’ – die overal om ons heen dag en nacht gebruikt wordt – ‘gepopulariseerd’ zou moeten worden. Wat de Taalunie vooral doet is het idee populariseren dat je je aan de norm moet omdat je anders minder ‘kansen’ hebt; en dat is een slecht idee. Tot slot: als Neerlandistiek iets heel anders is, waarom haalt u het er dan bij?
DirkJan zegt
Mijn punt is dat ik vind dat de Taalunie niet in slaap moet worden gesust, maar juist wakker moet worden geschud. Er lijkt me nog genoeg te doen.
Redactie Neerlandistiek zegt
Ik heb niet het idee dat er iemand beweerde dat de Taalunie in slaap moet worden gesust. Saai werk is hard werk.
Antoinette zegt
De Nederlander, en wellicht ook de Vlaming, is gevoeliger voor wat deze via de media hoort, en wat daar vooral aan woorden en hoe die uitgesproken moeten worden, gebezigd wordt.
Het zal “De Nederlander” en “De Vlaming” worst wezen of een Taalunie, of welke andere groepering dan ook ergens achter de coulissen bepaalt wat Nederlands is, hoe het geschreven moet worden, enzovoorts. De Nederlander bezigt zijn taal, en gedurende zijn of haar leven metamorfoseert de eigen taal in die wat een mix is van wat men als moedertaal leerde, hoe men in de eigen vertrouwde omgeving sprak, en hoe dat nu is, waar die nu woont, tesamen met alles wat er onbewust via de oren naar binnen is gekomen en zich is gaan settelen.
Zo merk ik bijvoorbeeld in het artikel op dat het woord “als” wat ik zelf vroeger ook steeds gebruikte, niet alleen als een vergelijkingswoord, maar ook als een ander woord voor “wanneer”, in dit geval hier als het woord “wanneer” gebruikt wordt.
Ik merk dat mijn dochter, die mij vaak corrigeerde toen zij in Amsterdam aan de UvA ging studeren, een grote rol heeft gespeeld in het wijzigen van mijn taalgebruik. In dit geval: een verduidelijking bewerkstelligde.
Taal wordt geoefend door te spreken, te schrijven, en onszelf te corrigeren nadat we iets geschreven hebben. Corrigeren moet geleerd worden. Zelf een voormalige leerkracht basisonderwijs, ouderwetse uitvoering dus met kweekschool en dus fanatiek op alles wat niet goed geschreven is, met d, dt, of t, etc. voel ik mij erg op mijn gemak met het neerschrijven van Nederlandse woorden, juist omdat ik eindeloos gecorrigeerd ben.
Taal wordt geoefend door naar kinderen te luisteren, en met hen te praten. Hoeveel ouders hebben nog tijd hiervoor? Dit “geen tijd hebben” is al tientallen jaren gaande.
Dat “het Nederlands” / “het Vlaams” daardoor geen interesse heeft van “de jeugd” vind ik een normale uitkomst. Wie niet gehoord wordt verstomt.
Dan nog iets over het foutloos schrijven, en vooral ook duidelijk schrijven van woorden. Het steeds vaker gebruik maken van computers op scholen, het invulsysteem dat vele lesmethoden kenschetst, leidt niet tot een leren schrijven van een woord. Leren schrijven van foutloos Nederlands / Vlaams kan alleen dan plaatsvinden door oefening, heel veel oefening. De letter e lijkt simpel, maar een kind moet leren hoe die precies geschreven moet worden. Dat verhoogt de concentratie, dat verhoogt de intelligentie, is een bijdrage aan geduld, aan innerlijke binding met een taal, via vingers, die een pen vasthouden, de erdoor verfijnende motoriek, en weten. Innerlijk weten, beheersen, hoe een woord geschreven moet worden.
Aan DirkJan zou ik willen zeggen: ik ben geen professional, niet in de zin van precies weten hoe een zin grammaticaal ontleed moet worden. Ik bakte er nooit iets van, van die vreselijke ontledingen, in bijwoord, bijwoordelijke bepaling, etc. etc. maar ik heb wel gevoel voor taal, dat gaat zo diep dat ik zonder wetenschappelijke ontledingen en woorden, benamingen, ik een taal beheers. Op mijn eigen wijze. Ik kan aan iemand vertellen wat ik wil delen, uitleggen, iemand in een gevoelssituatie brengen, dzodat mijn woorden een film verhaal worden waarnaar graag geluisterd wordt.
Taal is communicatie. In een tijd van ipads, ipods, smartphones, tablets, computers, laptops, is er zo ongelooflijk veel communicatie-armoede dat het zijn weerga niet kent.
Emails worden sms-berichten, teksten moeten vooral kort zijn, want men heeft geen tijd om iets te lezen. Wel, bijvoorbeeld, om aan een bar te hangen, en urenlang nergens over te praten.
Taalunie, of niet, ik zie de grootste macht van wat taal is of moet zijn, in de NOS groep, de TV omroepers, programma presentatoren, en noteer daar een vorm van onderkruiperij, een minachting naar zelfs de eigen streek, zoals bij Omroep Brabant er dus nieuwspresentatoren zijn, die de harde g aangeleerd hebben, en de r van de NOS.
Om maar eens iets concreets te noemen. Het is niet alleen dat, het is ook de wijze waarop iets gepresenteerd wordt. Iedere omroep, in heel Nederland, heeft de NOS uitdrukking overgenomen van “dan”. Het weer “dan”. Bijvoorbeeld.
De melodie waarop zinnen worden uitgesproken, het is allemaal gekopiëerd (gecopiëerd) van de NOS.
Dit is de moderne maatschappij, het moderne weten, alles is gekopiëerd/gecopiëerd en geplakt. Zelf denken kunnen de meesten niet meer, en taal is er vooral ook om ons denken vorm te geven.
De jeugd is moe. Film kijken is leuker. Boeken lezen? Niemand leesde ooit voor. Tablets en ipads, ipods, (ik ga niet checken hoe dit officiëel geschreven moet worden), smartphones, het is allemaal veel spannender, en zelfs kleine kinderen zijn er al aan verslaafd. Dit kan een taalunie niet oplossen. Hier zijn psychologen nodig.
Antoinette zegt
… niemand las ooit voor….
Ik schreef leesde! Foei.