Door Willem Kuiper
In het laat-middeleeuwse Brugge verscheen in 1475 een Middelnederlandse vertaling van Le livre de la Cité des dames van Christine de Pizan. Die vertaling bleef bewaard in één handschrift, het eerste en waarschijnlijk ook het laatste, dat besteld werd door de Brugse patriciër Jan de Baenst, de derde van die naam. Over dit handschrift verscheen onlangs een uitzonderlijk smaakvol, in een aangepast formaat (27 x 19,5 cm.) uitgegeven boek, geschreven door de codicoloog Mark Aussems, de letterkundigen Hermina Joldersma en Orlanda Lie, en kunsthistorica Martine Meuwese. Het boek is uitgegeven door Verloren te Hilversum en kost slechts € 20,00. Zie hier het omslag:
Het onderwerp van dit boek is mij niet onbekend. In een vorig leven ben ik samen met HL kandidaat-assistent Bob Stumpel een week naar Londen geweest om daar overdag in de British Library zo veel mogelijk handschriften en oude drukken te bekijken en ’s avonds theaters te bezoeken. Het was eind jaren ’70, de begintijd van de punk. Eén van de handschriften die ik toen aandachtig bekeken heb, was BL add. 20698: De stede der vrauwen. Ik had nog nooit zo’n luxueus opgezet Middelnederlandse handschrift onder ogen gehad. Middelnederlandse literaire handschriften zijn over het algemeen (betrekkelijk) sober uitgevoerd, en de beschrijvingen van die handschriften in moderne catalogi maken het er niet beter op door steevast op te merken dat het perkament van (zeer) matige kwaliteit is, dat er hier en daar een gaatje of een gat in zit, waar omheen geschreven is, en dat hier en daar een scheurt(je) dichtgenaaid is. Dat is voor zover mijn ervaring strekt eerder regel dan uitzondering, en volstrekt normaal voor de middeleeuwse boekenwereld. Alleen hyper luxe handschriften werden van perfect perkament gemaakt.
Maar dat luxueus opgezette handschrift was niet luxueus voltooid. De tekst was weliswaar volledig en werd afgesloten met een even uitvoerige als informatieve epiloog van de vertaler, maar van de talloze miniaturen waarvoor in de tekst ruimte werd uitgespaard, was maar een zeer klein deel gerealiseerd. Blijkbaar was het geld op, dacht ik destijds.
In die dagen nam het aantal vrouwelijke studenten aan het Instituut voor Neerlandistiek UvA even snel toe als het aantal mannelijke studenten scherp daalde. Ook verschenen toen de eerste boeken uit vooral de USA over de vrouw in de middeleeuwse literatuur. Toen een doctoraal-studente, Mirjam Oort geheten, naar Londen verhuisde, schreef zij daar met mij als begeleider haar doctoraal-scriptie over deze Middelnederlandse vertaling van Le livre de la Cité des dames, inclusief een integrale diplomatische editie.
Helaas moest ik mijn plannen om hiermee verder te gaan invriezen omdat in 1981 het nieuwe College van Bestuur UvA de door de VAWO met het oude College van Bestuur gemaakte afspraak niet nakwam. De beloofde 0,5 aanstelling als wetenschappelijk medewerker werd mij pas in 1985 gegeven, en niet nadat de Ambtenarenrechter de UvA in het ongelijk stelde. Maar toen moest er eerst gepromoveerd worden, en daarna gebeurden er weer andere dingen die mij verhinderden dit onderwerp weer op te pakken.
Ondertussen was Orlanda Lie in Utrecht zich met Artes-literatuur (WEMAL) en de vrouw in de middeleeuwse literatuur gaan bezighouden, reden voor mij om de doctoraal-scripties van Mieke van Doorn over Der vrouwen heimelijcheit en Mirjam Oort over De stede der vrauwen aan haar over te dragen, in de hoop dat zij er iets zinvols mee zou doen. En dat deed zij. Meer en beter dan ik ooit had durven hopen. Ik beperk mij hier tot De stede der vrauwen. Op basis van de editie-Oort bezorgde Noor Versélewel de Witt Hamer in 2008 een digitale diplomatische editie van De stede der vrauwen die is opgenomen in de DBNL en te vinden onder deze link. En nu maar hopen dat iemand het aandurft om op basis van deze diplomatische editie een kritische editie te bezorgen, en als het even kan synoptisch met het Franse origineel, zodat wij kunnen zien hoe de vertaler met zijn brontekst omging.
Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten wij, indien mogelijk, eerst weten welk Frans handschrift (of welk handschrift uit welke tekstfamilie) de vertaler gebruikte. En als wij dát weten (of weten dat dit niet geweten kan worden) dan zijn wij benieuwd naar wat een vergelijking van de vertaling met de brontekst oplevert. In De stede der vrauwen dient het eerste ‘bron-probleem’ zich al aan in de allereerste regel:
Wat u ziet, is bladzijde 616 (van de 1245) van de kritische editie van Maureen Cheney Curnow, Vanderbilt University, 1975. Daar lezen wij: “Selonc la maniere que j’ay en usaige”. En wat lezen wij in het Middelnederlands?: “Naer de maniere die ic alder meest onderhouden hebbe”. Het verschil tussen beide intro’s is: “alder meest”. De kritische editeur van De stede der vrauwen moet dus op zoek gaan naar een handschrift waarin iets staat dat vertaald kon worden met “alder meest”.
Eén van de redenen waarom deze aankondiging zo lang op zich heeft laten wachten was dat ik niet wist of ik er goed aan deed een kritische noot te kraken of het enkel en alleen bij een aankondiging te houden. Uiteindelijk heb ik toch maar besloten het eerste te doen. Het gaat mij vooral om de pagina’s 20-26, de paragrafen ‘Het Bouc van de Stede der Vrauwen’ en ‘From Translation to Codex’, die deel uit maken van het eerste hoofdstuk ‘I The Codex in Context’. Daarin wordt Jan de Baenst, Brugs patriciër en opdrachtgever van zowel de vertaling als dit boek, geprofileerd als “an enthusiastic proponent of Flemish culture in a predominantly French-orientated aristocratic society”. […] “the fact that a Flemish translation was commissioned, rather than a French copy, suggests that as a Flemish patrician De Baenst differed from his French noble counterparts by actively promoting Flemish literature”. Ik heb daar lang over nagedacht en het wil er bij mij niet in. Hoewel de codex een intrigerende vingerafdruk van Jan de Baenst bevat:
bevat het niet het wapen van Jan de Baenst: een zwart schild, met daarop een horizontale zilveren balk daarboven drie zilveren vogels (duiven?).
Mijns inziens betekent dit dat dit boek niet voor hem zélf bestemd was, maar om iemand anders cadeau te doen. Niet om de Vlaamse literatuur te promoten, maar zichzelf. Hoe veel mensen zal dit extravagante boek bereikt hebben? En du moment dat Jan inzag dat zijn plan om een verpletterende indruk te maken op, ik vermoed, een vrouw (over wier identiteit ik gespeculeerd heb, maar wier naam ik vergeten ben), weinig of geen kans van slagen had, stopte hij met de overambitieuze verluchting van het handschrift. Wij weten dat vrouwe Fortuna Jan na de plotselinge dood van Karel de Stoute in maart 1477 in ongenade liet vallen. Hij werd tweemaal gevangen gezet, gemarteld en uiteindelijk verbannen naar de abdij van de Eeckhoutte. Het zou mij niet verbazen als het een met het ander te maken had.
Ook ben ik niet gelukkig met de manier waarop op pagina 22 gesproken wordt over de kopiistenfouten in de codex. Die zijn er namelijk, inclusief de beruchte ‘saut du même au même’: “Mistakes of this kind occur only when a text is copied word-for-word. It must therefore be concluded that the Middle Dutch translation that survived in the De Stede codex was copied from a Middle Dutch text”. Ja, nogal wiedes. De vertaler heeft zijn vertaling niet aan de kopiist gedicteerd en ook niet zelf aan het perkament toevertrouwd. Dat doet een beroepskopiist. Een vertaler maakt zijn vertaling op schrift, vermoedelijk op papier, in een handschrift dat het midden houdt tussen een gestyleerde cursiva en een currens, wat wij nu een persoonlijk handschrift zouden noemen. Zulke vertalingen in net-klad zijn niet of zo goed als niet bewaard gebleven. Maar, van de Gulden legende bestaat een zeer vroeg papieren afschrift dat de lezer een indruk kan geven van hoe zo’n kopij-handschrift er uitgezien kan hebben:
Dit manuscript bevat alle informatie om er een oogverblindend handschrift van te maken. Maar ik geef het u te doen om dit foutloos af te schrijven. Zoals het er nu staat. lijkt het of de auteurs suggereren dat er een oudere of eerdere codex geweest moet zijn om die kopiistenfouten te verklaren, en die suggestie lijkt mij toch echt onjuist.
Als u het mij vraagt lijkt Jan de Baenst tot op grote hoogte op Dirk Scheringa, die in Opmeer, West-Friesland het Scheringa Museum voor Realisme wilde realiseren. Hij kwam een heel eind, maar het lukte hem niet zijn droom te verwerkelijken. Mag u zeggen of hij dit deed om Carel Willink te promoten of zichzelf. Gelukkig is het de auteurs van dit heel mooie boek met een codicologische inleiding, prachtige afbeeldingen in kleur van alle miniaturen in het handschrift alsook een kleurenreproductie plus editie plus vertaling van de zeer interessante epiloog van de vertaler, wél gelukt hun project tot een goed einde te brengen.
Walter Vandewaetere zegt
Heb interesse voor het werk La cité des dames Stad van de vrouwen.
Franse en Nederlandse tekst in hetzelfde boek?
Verzendingskosten naar Vlaanderen?
dank en mvg
Willem Kuiper zegt
Dat boek moet nog gemaakt worden. Als ik tijd van leven heb, dan zou ik dat wel willen doen. Maar als iemand anders die editie wil bezorgen dan vind ik dat ook goed. Als dat boek er maar komt.
Van ‘La cité des dames’ bestaat een recente Franse editie:
http://cantalogue.agglo-niort.fr/medias/detailstatic.aspx?INSTANCE=EXPLOITATION&RSC_BASE=ALOES&RSC_DOCID=1113394
Voor wie geen Frans kan lezen is er ook een Engelse editie: ‘The Book of the City of Ladies’:
http://www.amazon.com/Book-City-Ladies-Revised-Edition-ebook/dp/B00571IJ00
Ook is er een bijna integrale vertaling in hedendaags Nederlands: ‘Christine de Pisan. Het Boek van de Stad der Vrouwen’. Vertaald uit het Middel-Frans en ingeleid door Tine Ponfoort. Amsterdam [Feministische Uitgeverij Sara] 1984.