In juni 2014 verscheen de bundel Praagse Perspectieven 9, met lezingen en bijdragen over Nederlandse taal- en letterkunde. Het taalkundige onderdeel is gewijd aan: ‘Exotisch Nederlands’ en het letterkundige deel aan ‘Populaire literatuur’.
Vier taalkundige bijdragen bespreken talen die voor het gemak worden samengenomen onder de benaming ‘exotisch Nederlands’. Allereerst is er een overzichtsartikel van de hand van Guy Janssens (Université de Liège). Cefas van Rossem (Radboud Universiteit Nijmegen) laat de lezer kennismaken met een aan het Nederlands gerelateerde creooltaal die van het begin van de achttiende eeuw tot in 1987 gesproken werd op de Deense Antillen (nu de US Virgin Islands). Het Petjoh is onderwerp van de bijdrage door Aone van Engelenhoven (Universiteit Leiden). Deze taal wordt doorgaans in verband gebracht met de zogenaamde Indo’s: nazaten van kinderen uit relaties tussen Nederlanders en ‘inlanders’ in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Tjeerd de Graaf (Fryske Akademy Ljouwert/Leeuwarden) sluit de taalkundige artikelen af met een stuk over het Plautdietsch, de taal van etnische minderheidsgroepen, waarvan de oorsprong te vinden is in de Nederlanden: de Mennonieten in Rusland en Canada.
Het letterkundig thema is gewijd aan ‘populaire literatuur’. Bij het proces van canonisering onttrekt zich een groot deel van de letterkunde aan het zicht van de lezer dat vanuit een meer functionalistisch standpunt bezien juist hoogst interessant is. Erica van Boven stelt voor een groot en veelvormig aanbod aan realistische publieksromans uit het Interbellum te bestuderen vanuit het gezichtspunt van het concept ‘middlebrow’. Dirk de Geest demonstreert aan de hand van de succesvolle Vlaamse schrijver Ernest Claes hoe belangrijk het is deesthetisch minderwaardig geachte ‘populaire’ literatuur systematisch te betrekken bij ‘nieuwe’ vormen van literatuurgeschiedschrijving. Jan Oosterholt richt zich op het ‘nieuwe’ genre van de dorpsnovelle, een genre dat in de tweede helft van de negentiende eeuw bij een omvangrijk publiek grote populariteit verwierf; Ellen Krol zet het vroeg-negentiende-eeuwse begrip ‘volksdichter’ af tegen gedachten over ‘volkspoëzie’ die in het midden van de negentiende eeuw opkomen. Gé Vaartjes en Albert Gielen behandelen ieder een individuele casus. Gé Vaartjes bespreekt de (negatieve) beeldvorming van het werk van twee schrijfsters uit het Interbellum, Ina Boudier-Bakker en Top Naeff; Albert Gielen bekijkt de uitgangspunten van A.M. de Jong in diens succesvolle cyclus Merijntje Gijzens jeugd en jonge jaren uit de jaren twintig van de twintigste eeuw.
Te bestellen bij:
Albert Gielen (agielenorama@gmail.com).
Karelsuniversiteit Praag.
Prijs 15 euro.
Praagse perspectieven 9, Handelingen van het colloquium van de sectie Nederlands van de Karelsuniversiteit te Praag op donderdag 17 en vrijdag 18 oktober 2013. Onder redactie van Zdenka Hrnčířová, Ellen Krol, Jan Pekelder en Albert Gielen. Praag, Universitaire pers 2014. ISBN 978-80-7308-502-5
Laat een reactie achter